20 jaar dichter (11)

KAPITALISME

telkens als ik mijn bankkaart kus
sterft er ergens op aarde een kind
een klein anoniem teringtyfusklotekind 
dat ik door mijn kordaat ingrijpen
verhinder de nieuwe hitler te worden

ik kus mijn bankkaart lik ze 
wrijf ze hard tegen mijn eikel aan 
en sis dat alle ongeboren dictators 
dood moeten en wel meteen

ach was ik maar een eeuw 
eerder geboren wat een ellende 
had ik niet voorkomen

Ik had als tweede gedicht uit Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is voor opnieuw een verhalend gedicht met een hoek af, zoals ‘Ga heen en koop tv’, ‘Gemoedelijk restaurantgesprek’, ‘Hygiëne’ of ‘Salade’, kunnen kiezen. Dat zijn de gedichten waar ik het meest van houd: geestig en een tikkeltje brutaal.

Behoort bovenstaand gedicht niet tot die groep gedichten dan? Neen, voor mij niet. ‘Kapitalisme’ is niet geestig – ik verkies het Engelse woord witty –, alleen maar brutaal. In het echte leven heb ik een hekel aan brutaal. Ik vermijd geruzie, geredetwist, venijn, controverse, discussie et cetera. Maar omdat ik moeilijk overweg kan met klojo’s, idioten, minkukels en mispunten, die mijn pad kruisen en die in alles wat ze doen niet hetzelfde perfectionistische niveau betrachten dat ik nastreef, durf ik mijn ergernis en onvrede wel eens te uiten. Bij voorkeur mondeling, want als ik mijn scherpe pen moet bovenhalen, dan zijn die klojo’s, idioten, minkukels en mispunten nog niet jarig. (En vaak denk ik dan: Hoorne toch, wat een zonde van al die verspilde energie, we gaan tóch allemaal dood.)

Desalniettemin zijn het echte leven en het geschreven leven twee afzonderlijke entiteiten. Voor de voorstelling van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is in Cultuurcentrum Guldenberg in april 2015 had ik een aantal gedichten geselecteerd die ik zou voorlezen. ‘Kapitalisme’ was er een van. Ineens zag ik in het publiek een echtpaar, waarvan ik de man vaag ken omdat hij een schrijfcursus bij mij volgde. Die mensen hebben twee jonge kinderen moeten afgeven aan de dood. Dat wist ik. Heel even heb ik overwogen om daarom bovenstaand gedicht niet voor te lezen. Ik heb het toch gebracht. Net omwille van die scheiding tussen wat echt is en wat op papier gebeurt. En omdat ik wist dat die mensen verstandig genoeg waren om te beseffen dat ze de presentatie bijwoonden van een fictieboek.

‘Kapitalisme’ behoeft weinig uitleg. Letterlijk staat er dat de ik-figuur aan een dwanggedachte lijdt. Telkens als hij iets intiems doet met zijn bankkaart, sterft er ergens een kind. Dat vindt hij een goede zaak, want elk kind is een potentiële massamoordenaar. Indien hij een eeuw eerder was geboren, had hij Hitler kunnen uitschakelen vóór die al die ellende kon aanrichten. Het de-hond-bijt-in-zijn-eigen-staartdingetje van dit gedicht is dat de ik-figuur zelf een massamoordenaar is zonder dat hij dat inziet. Integendeel, hij denkt net dat hij de mensheid behoedt en beschermt. Redelijk actueel eigenlijk.

Het is geheel toevallig dat ik in aflevering 10 en 11 van deze reeks een gedicht opvoer waar de naam Hitler in voorkomt. Hij komt slechts twee keer voor in de bundel. Het is niet dat de man mij fascineert of zo. Voor mijn generatie is hij de verpersoonlijking van het kwaad. De komende generatie zal het misschien over Poetin hebben. De jonkies kennen Hitler niet meer, Poetin is the new kid on the block. Alhoewel, gisteren niks over die oorlog in het journaal. Het is oud nieuws geworden en het enige wat de mensen aan die oorlog interesseert, is de schommeling van de gasprijs. Zie maar hoe snel corona vergeten werd. De tijd dat je niet op een bankje in het park mocht zitten, dat die bankjes omwikkeld waren met roodwitte linten, wanneer was dat ook alweer? De late middeleeuwen?

Waarom is de titel ‘Kapitalisme’? Omdat de fetisj een bankkaart is? Omdat het kapitalisme over lijken gaat? Er zit een aanklacht in het gedicht tegen het neoliberalisme en consumentisme. Geld regeert de wereld, niet de menselijke waarden die mij als kind werden aangeleerd, thuis en op school, toen het leven en de wereld nog heel gewoon waren. Het is in de zeven jaar na het verschijnen van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is alleen maar erger geworden. En het zal nog veel erger worden.

Vooralsnog smeult het, maar het brandt nog niet. Ordediensten, toch een belangrijke schakel voor de maatschappelijke rust, worden de jongste jaren behoorlijk op de proef gesteld. Er komt een tijd waarop die zullen zeggen: we zijn het beu om de pispaal te zijn, zoek het zelf maar uit! Dan is het hek van de dam. Dan komen de horden, waar ik het hier al vaak over heb gehad, eraan. Zorg maar dat je tegen die tijd enige wolfijzers en schietgeweren in huis hebt gehaald gelijk het modale gezinnetje, bestaande uit vader met hoed en boots, moeder met voorschoot en kapje, en twee dochtertjes met geinige vlechtjes, dat in hun houten huisje op de prairie in een ouderwetse cowboyfilm van alle kanten belaagd wordt door booswichten.

Soit, het duurt nog wel even zeker? Tegen de tijd dat het oude continent helemaal in de fik staat, is deze jongen kassiewijle. Alhoewel, het gaat wel heel snel de verkeerde kant uit en ik heb goede genen, ook dat nog. Tot het zover is belijden we het evangelie volgens de clown-filosoof Bassie die zei: altijd blijven lachen.

===================

Advertentie