Het was putje winter en al laat. Joran Cracco, zelfverklaard dichter, had net één been onder het laken geschoven. Het andere stond nog op de balatum. Hij had zijn tanden gepoetst, wat gedronken, geplast en zijn handen gewassen, netjes in die volgorde, en verlangde naar het warme lichaam van zijn vriendin.
Toen ineens kroop een dichtregel van onder het bed. Joran geeuwde en vroeg de regel beleefd doch kordaat zijn slaapvertrek te verlaten. Ook een dichter heeft recht op wat privacy en wil wel eens een paar uur van die om aandacht jengelende zeurpieten af.
‘Als je een hele straffe versregel bent, zal je hier morgen nog wel zijn, dan schrijf ik je op. Beloofd!’, zei Joran.
De dichtregel liet zich niet zomaar afschepen en dreigde: ‘Ik ga naar Denoo, Rigolle of Jantje van meenen of…. of Rik Dereeper, of neen … naar Maud Vanhauwaert.’
Bij die laatste naam verhief hij zijn stem en proestte het uit. Joran was nu helemaal wakker en rolde schuddebuikend van het lachen achterover. Zijn vriendin kreunde in haar slaap. Met een afwerend handgebaar maande Joran de dichtregel aan wat stiller te zijn.
‘Vanhauwaert, geef toe, daar ben ik toch veel te goed voor’, siste die schalks.
‘Je weet het’, zei Joran. ‘Kom, je mag blijven, ik breng je naar de logeerkamer. Eigenlijk ben je best wel grappig. Misschien komen we ooit nog samen in Het Liegend Konijn.’
‘Whoop whoop’ joelde de dichtregel en speels wapperde hij met zijn komma’s.
‘Ssssst, stil nu toch!’ Joran duwde de dichtregel snel de logeerkamer in, maakte met zijn handen een opstapje, want het was een niet zo lange dichtregel, zodat die in het netjes gedekte eenpersoonsbed kon klauteren.
‘Slaapwel, dichtregel’, fluisterde Joran en hij trok voorzichtigjes de deur dicht.
Prima regel, dacht Joran nog, toen hij zich tegen zijn vriendin aan vlijde. Morgen ga ik op zoek naar een sterke strofe waarin hij zich veilig en geliefd kan voelen.
===================
Tof idee, tof verhaal!
LikeLike