Wat valt er nog te vertellen over mijn Knack-jaren? Weinig boeiends. Dat ik naast poëzie ook wel eens proza recenseerde. Veel Brusselmans, een lang artikel over Jan Cremer – Ik, Jan Cremer 1 en Ik, Jan Cremer 2 behoren nog altijd tot het allerbeste wat ik ooit las -, de biografie van J.C. Bloem en nog wel het een en ander.
Ik interviewde Herman Brusselmans tijdens de Knack-dag op de Boekenbeurs en in diezelfde jaargang van de beurs ook twee dichters, waarbij de ene dichter opeens iets onaardigs zei over de andere, waarna die andere verontwaardigd reageerde. Weg sfeer en ik diende al mijn diplomatisch talent aan te wenden om het interview terug op het serene pad te brengen. Wie die dichters waren is niet belangrijk. Een van hen is overleden en heeft daarmee zijn eerste pasjes richting vergetelheid al gezet. Want, laat ons eerlijk wezen, in de vorige bijdrage had ik het over Kopland. Wie spreekt nog over Kopland? Wie spreekt nog over Komrij, toch de paus van de Nederlandstalige poëzie geweest? Als ik tegen mensen zeg dat ik debuteerde in de Sandwich-reeks onder redactie van Gerrit Komrij, dan doet dat zelden nog bij iemand een belletje rinkelen. Evengoed kan ik beweren te zijn gedebuteerd onder redactie van Jos Vermeulen uit Zevekote.
Op een avond kreeg ik een mail van de hoofdredacteur van Knack Focus waarin werd medegedeeld dat ik niet langer kon meewerken aan Knack omdat de boekenrubriek werd geschrapt. Voortaan zou Focus die rol overnemen. Of alle freelancers verbonden aan de boekenrubriek zo’n mail kregen weet ik niet. Wat ik wel weet is dat sommigen zijn gaan blèten, tot bij Rik De Nolf, grote baas van Roularta toe, om te mogen aanblijven. Waar sommigen ook in geslaagd zijn.
Stellen dat het einde van de samenwerking mij koud liet is overdreven, maar het grote voordeel was dat ik terug wat meer tijd had voor mijn eigen literair werk. Er veranderde trouwens heel wat bij Knack in die tijd. Karl Van den Broeck vertrok. Rik Van Cauwelaert ook, naar De Tijd, samen met Koen Meulenaere.
Knack blijft een goed blad, maar door de literatuur eruit te gooien is het armer geworden. Het hoeft niet altijd over de grote economische, politieke en sociale issues te gaan. Ellenlange artikels over corona, over de regeringsvorming, over de Amerikaanse verkiezingen, over de vaccinatiestrategie… ik lees die graag, maar wie op tv de duiding volgt bij het nieuws heeft er geen boodschap aan. Die weet dat allemaal al. Ik houd van de speelse rubriek ‘Eindspel’ op de laatste bladzijde, die een korte vraag- en antwoordformule bevat. Ik houd meestal van de sportbijdrage van Jef Van Baelen, van het werk van Dirk Draulans, de aparte onderwerpen en stijl van Stijn Tormans. Een blad heeft lucht nodig en die zat ook in de boekenrubriek. Dat Focus in het boekengat is gesprongen is trouwens niet waar. Focus is er voor de filmfreaks, besteedt veel aandacht aan tv en muziek, is daarbij zeer vooringenomen, maar literatuur interesseert die redactie geen zier.
De beslissing om de boekenrubriek destijds uit Knack te halen was een verkeerde beslissing. Een van de grote misverstanden van deze tijd is dat bedrijven, organisaties, verenigingen et cetera menen dat ze zich voortdurend moeten vernieuwen. Vernieuwen, of ‘zichzelf opnieuw uitvinden’ zoals ze het graag noemen, klinkt hip, maar heel dikwijls wordt er veranderd om te veranderen. Nieuw tintje, nieuw kleurtje, nieuw geurtje. Ondernemingsnarcisme. Marketingterreur. Oude wijn in nieuwe zakken. Om bij de media te blijven, waarom is het nodig dat zenders regelmatig van naam en van logo veranderen? Waarom vliegt het decor van Het Journaal zowat elk jaar op straat om te worden ingeruild voor een ander? Inclusief andere generiek en andere tune. De kijker zit er niet op te wachten. Je wint er geen kijker mee en je verliest er geen kijker mee. Is het commercie? Wordt daar bij de VRT – andere zenders doen het ook, alle zenders doen het – iemand beter, rijker van? Het is weggesmeten geld. If it ain’t broken, don’t fix it.