Ik heb in een vorige aflevering al gezegd dat ik niet dacht dat er na Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is nog een dichtbundel zou volgen. De reden hiervoor is tweeledig. Eén, ik zat volop in mijn zesjarige opleiding fotografie die mijn aandacht opeiste. Twee, ik had na de publicatie van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is niet één valabel gedicht meer over, geen restje om op voort te borduren, geen aanzetje voor een zevende bundel. Op, op, alles was op.
Uiteindelijk kwam het dan toch weer op gang. Vraag me niet wat, hoe of waarom? Ik herinner mij dat ik een reeks gedichten wilde schrijven over film. Uiteindelijk is dat een wel heel klein minireeksje geworden met als neerslag in de bundel de gedichten ‘Kliphanger’ en ‘KNT’ (ook wel gekend als het Duploblokje-gedicht). Ondertussen weet ik dat je in poëzie niets hebt te willen. Het komt als het komt en het gaat waarover het gaat.
‘Abba Gold Europe’, ‘De begrafenis van tante Cécile’, ‘De Vlasblomme’ (restaurant in Kortrijk, ooit eens een dagschotel gegeten daar) en ‘Praeter’ zijn losjes op autobiografische feitjes geënt. En de rest heb ik in vlagen uit mijn koker geperst. Waarom vlagen? Omdat ik geen schrijfpatroon heb. Ik kan acht gedichten op gang trekken op één dag en er van die acht na langdurig schaven en polijsten een viertal overhouden, waarna dan weer een lange periode van helemaal niks volgt. Ik ben de hardst werkende luie dichter van Vlaanderen en Nederland. Je kunt het ook efficiëntie noemen. Of metier.
Ik laat nu uitschijnen dat Het dikke meisje en de ziener traag tot stand kwam, maar tussen de laatste en de voorlaatste bundel ligt minder dan vier jaar. Peter W.J. Brouwer, een heel goede dichter en schrijver, en een fantastische kerel, kwam bij mij langs in juli 2017. Hij was het die mij in contact bracht met uitgeverij In de Knipscheer. Toen, in juli 2017, was mijn typoscript al grotendeels klaar. Zo traag ging het nu dus ook weer niet. Dat blijft voor mij het mysterie van het schrijven: dat je van een leeg blad een niet-leeg blad maakt en hoe dat in zijn werk gaat. Veelschrijvers zullen mij uitlachen met mijn zeven dunne boekies, maar dat mag. Ik ben graag bereid om mee te lachen. Zelfspot is mijn ding.
Uit Het dikke meisje en de ziener een gedicht dat op redelijk wat bijval kon rekenen. Het gaat niet over het mysterie van het schrijven, maar over het mysterie van het leven.
WAAROM waarom is er ruimte? waarom is er tijd? waarom zijn er honden en bomen en vogels en het menselijk ras? en waarom ben ik hier en niet daar? waarom zijn er gelovigen? waar geloven ze in? waar gaan we heen als het voorbij is vader? mijn vader zwijgt zoals altijd en blijft zwijgen tot zijn zwijgen pijnlijk wordt dan haalt hij diep adem opent zijn mond ademt uit en laat zijn mond terug dichtvallen zegt dan dat ik het aan mijn moeder moet vragen dat zij het antwoord op heel veel vragen weet ik zeg oké en vraag niemand iets mijn moeder zwijgt nooit maar geeft geen antwoorden omdat ze niet weet wat vragen zijn mijn moeder is een uitroep die tussen aanhalingstekens leeft onzichtbaar zweven ze om me heen ik hoef alleen maar te wachten tot de tijd zijn werk doet tot mijn hersenen volgroeid zijn dan doe ik hebbes gemene rotmysteries met jullie airtje van ons krijg je niet lul waarom zijn er anderen en waarom is er mij? waarom kust mijn vader nooit eens mijn moeder en mijn moeder nooit mijn vader ook niet als ik niet kijk? en waarom heb ik pijn als ik ziek ben pijn als ik gezond ben maar nooit pijn als ik slaap? en waarom is er ruimte? waarom is er tijd?
===================