Music was my first love and it will be (7)

Ik ben een fan van de Pet Shop Boys. Meer dan eens heb ik over het duo bericht. Veel pulp en overbodige remixen, maar in hun betere momenten ronduit geniaal. En omdat genialiteit een zeldzaam goed is, heb ik geen probleem met de pulp, waar ik graag in een wijde boog omheen loop.

Op 24 september 1990 brachten ze So Hard uit, de eerste single uit Behaviour. Een aardig nummer, niet meer en niet minder. Staat niet in de top-10 van mijn favoriete PSB-songs. Goed gewerkt, maar geen kus van de juffrouw en geen bank vooruit.

Het B-kantje is echter een parel. Ik hoorde het onlangs na lange tijd terug en ik kon niet stoppen om het opnieuw en opnieuw te beluisteren. It must be obvious, zo heet het, bevat een zekere symbiose tussen muziek en tekst. Het is dromerig en dreigend tezelfdertijd. Er is de variatie in het prerefrein en dan dat prachtige refrein zelf, met die drum als een bonzend hart.

Wat een vergissing om dit als B-kant te brengen. Misschien vonden ze het te zoet in vergelijking met de A-kant.

Het dikke Wikipedia-meisje en de literaire ziener uit Nederland

Af en toe moet je jezelf eens googelen. Het wordt beschouwd als een daad van ijdelheid, maar ik doe het vooral om te achterhalen of er op het net iets rondwaart over mij dat ik zelf nog niet wist.

Zo ontdek ik vandaag een recensie van Het dikke meisje en de ziener op Literair Nederland, van de hand van docent Nederlands Hettie Marzak. Ik ben er verguld mee. De nagel wordt hier door mevrouw Marzak meer dan eens op zijn kop geslagen.

Eveneens vandaag ontdek ik dat er van mij een Wikipedia-pagina bestaat. Het is op die pagina trouwens dat ik de in voorgaande alinea genoemde recensie terugvond.

Treinspiratie

Op weg met de trein naar de redactievergadering in Antwerpen weer eens gedaan wat ik vroeger veel deed als ik naar Nederland spoorde: het leesvoer onaangeroerd laten en in de plaats daarvan aanzetjes voor nieuwe gedichten op papier zetten.

Het werkt nog altijd wonderwel, merkte ik. Getuige de schrijfsels die op de foto hieronder staan afgebeeld. Inmiddels staan vijf nieuwe gedichten in de steigers. Ik zie wel wat het wordt, maar er komt zeker iets bruikbaars uit.

Vogeltje

Mijn gedicht ‘Vogeltje’ uit mijn debuutbundel Niets met jou en mijn compilatiebundel Grootste Hits! De Jaren Nul is opgenomen in de bloemlezing Van vogels krijg je nooit genoeg, samengesteld door Jan de Bas en Arie Bijl.

Bij de hyperlinks hierboven bevindt er zich een naar een interview dat ik gaf aan Knack. Ik wist dat Grootste Hits! De Jaren Nul door Bart Van der Straeten gerecenseerd werd, maar ik wist niet meer dat daar een kort interview aan gekoppeld was. Ik stel vast dat ik dertien jaar later nog altijd achter de uitspraken sta die ik toen deed.

Wanneer turners elkaar ontmoeten

Op een gala voor sportlieden dat vorige week doorging in Brussel waren onder andere aanwezig: de wielrenner Ben Turner, die in het voorjaar enkele aardige ereplaatsen liet optekenen, en onze gouden olympische gymnaste, Nina Derwael.

Toen ze aan elkaar werden voorgesteld stak de Britse wielrenner zijn hand uit naar Nina en hij zei met een brede glimlach op zijn gezicht: ‘Ben Turner’.

Nina keek verbaasd naar de hoog opgeschoten kerel, herpakte zich, schudde zijn hand en zei: ‘Ben ook turner’.

Clash & Jam

In de film (500) Days Of Summer met de elysische Zooey Deschanel (zie ook Yes Man) zingt Tom, gespeeld door Joseph Gorden Levitt, in een karaokebar een flard ‘Train In Vain’ van The Clash.

Het nummer komt uit London Calling. Ik heb hier al eerder geschreven over de impact van die op de valreep van de jaren ’70 verschenen dubbel-LP, over de wisselende kwaliteit, die ik toen als fan niet wilde onder ogen zien, maar later wel, en over The Clash in het algemeen. ‘Train In Vain’ is het laatste nummer van kant 4.

De flard katapulteerde mij terug naar een schoolreis naar Londen tijdens een van mijn hogere middelbare schooljaren. We spreken over het begin van de jaren ’80. Ik wilde een button kopen van The Clash. Een button was toen, voor alle duidelijkheid, geen knop op een scherm om met je muis op te klikken, maar een promospeldje van een band, of met een slogan, smiley (of kwamen die smiley’s pas later?) of catch phrase op, om op je jasje te spelden.

Ik vond er geen van The Clash en kocht er een van The Jam, afbeeldend de Britse vlag met daarop de woorden ‘The Jam’. Ik kocht het vooral voor die vlag, denk ik, want ik was een anglofiel. Weinigen op het vasteland weten nog wie of wat The Jam was. Hun sterkste nummer volgens mij was niet ‘A Town Called Malice’ of ‘That’s Entertainment’, maar wel ‘Going Underground’.

The Jam-frontman Paul Weller surfte mee op de punkgolf, sprong zoals zovelen – ook The Clash – na een tijdje van de surfplank af en werd deel van het vervelende soft listening soul en jazzcombo The Style Council.

Hieronder ‘Train In Vain’ en ‘Going Underground’.

Gust, de robotman, en zijn grote maaimachine

Aan de kant die u op de foto niet ziet, de oever van de Leie, heeft de man met de grote machine de grasboorden gemaaid. Ongeveer anderhalve meter breed. Alle mooie klaprozen zijn in Ă©Ă©n klap verdwenen. Dat is jammer. Ik kan me niet herinneren dat er langs de Leie tussen Wevelgem en Bissegem ooit zo veel klaprozen stonden. Het is een prachtige bloem. Rond 11 november dragen ze die – niet de echte bloem maar een artificieel symboolexemplaar – in Groot-BrittanniĂ« op hun vest of pull om de doden van de Grote Oorlog te herdenken. Maar het symbool kan in schoonheid niet wedijveren met de echte klaproos.    

Aan deze kant van het jaagpad is er eveneens gemaaid met de grote machine. Daar was het een stuk lastiger. Er staan om de zo veel meter bomen en sinds enkele jaren tussen de bomen verlichtingspalen. Daar kan de grote machine niet aan één stuk door maaien, maar moet ze de hele tijd rond de bomen en palen manoeuvreren. Vlak bij die verticale hindernissen blijft de vegetatie staan. Je zou denken dat zo’n machineman dan wat klein gereedschap bij heeft om de plekken waar de grote machine niet aan kan ook wat proper te maken. Want dat was de opdracht die hij die ochtend van zijn baas heeft meegekregen: Mojjen met de grwotte mojjer lans de Leie, da da do were proper es. Onze noeste arbeider, laten we hem Gust noemen, heeft gedaan wat hem is opgedragen, maaien met de grote machine, niet met klein gerief. Tien op tien, een pint van de ploegbaas en een werkbank vooruit.

Na veel bomen en palen stoot Gust plots op de afgebeelde zitbank. Zou hij het gemerkt hebben dat die een… euh… klein beetje overwoekerd is. Of dacht hij alleen maar: verrek, alweer een nieuwe hindernis waar ik met mijn grote machine omheen moet, houd het dan nooit op? Misschien komen er na Gust mannen voor het fijne werk, die de camouflagezitbank terug zichtbaar en zitbaar zullen maken. Maar ik denk het niet. Maaien langs de Leie tussen Wevelgem en Bissegem is afgevinkt op de to do-lijst van de ploegbaas. Iedereen content behalve zij die de natuur de natuur willen laten zijn, zoals ik, en zij die graag eens op een bankje verpozen zonder door vleesetende planten te worden verzwolgen. Hoe heette die film ook weer…?

Er hapert hier iets en dan bedoel ik niet mijn broek aan een doorn. Gust heeft gewerkt als een robot. Gust heeft niet nagedacht. Maar dat kunnen we de brave borst niet kwalijk nemen. Nadenken behoort niet tot zijn takenpakket. Uitvoeren daarentegen. Het is het systeem dat niet deugd. Goed dat we nog het systeem hebben om de schuld aan te geven om zo onze vriend, de archetypische werkmens die Ivan Heylen ooit bezong, te sparen. Hem treft geen blaam, absoluut niet.

Maar wel jammer van die klaprozen aan de kant die u op de foto niet kunt zien. Misschien moet ik vragen aan Zeewegen en Waterkanaal om die magnifiek schone bloemen volgend jaar niet te maaien. Ik weet nu al dat ik begrip zal oogsten met mijn vraag, een vriendelijk antwoordje zal krijgen en dat ze volgend jaar wederom zullen gemaaid worden.