Kampioen? Sorry, geen interesse

Uit de collectie van Studio Koers – Het wielerpeloton kleurt geel

Ik hoorde en las een aantal reacties op mijn vorige post over Wout van Aert, onder andere op de onvolprezen wielerbladzijden van mijn gabber Paul Rigolle. Ik zou almaar kritiek hebben op Van Aert. (In de eerste zin ‘van’ met kleine v- omdat je ‘Wout van Aert’ wel degelijk schrijft als ‘Wout van Aert’. In de tweede zin van dit stukje wordt de kleine v- een grote V-, omdat de familienaam niet door de voornaam wordt voorafgegaan. Net zoals je ‘Herman de Coninck’ schrijft, waarbij de d- een D- wordt in de frase ‘de essays van De Coninck’. Zo heb ik het destijds geleerd en ik geloof niet dat die regel veranderd is.)

Maar we hadden het over de koers. Ik zou kritiek hebben op Van Aert. Ik zou voorbijgaan aan zijn al indrukwekkend palmares. Ik zou een ouderwetse visie hebben op wielrennen en verlangen naar de tijd waarin een ploeg één of hooguit anderhalve kopman had.

Ik vind Van Aert best een sympathieke kerel met een palmares waar elke nieuweling meteen voor zou tekenen. In zijn beginjaren was hij wel eens nukkig en zocht hij naar een excuus als hij eens een veldrit verloor tegen Van der Poel. Maar Woutje werd Wout en veranderde na het boeken van een aantal fraaie successen in een soort van ‘niks-kan-me-raken-mister-nice-guy’. Vorig jaar kreeg die houding een leuze: ‘moet just niks’.

Wout lacht altijd na een wedstrijd, want Team Visma is het wolfpack 2.0. Ik heb het nooit zo voor het originele wolfpack van Lefevere gehad. Als een roedel wolven de tegenstand oppeuzelen, waarbij nu eens deze en dan weer een andere wolf mag schitteren, dat is goed voor wolf drie, vier en vijf in de pikorde, die ook eens mogen gloriëren, maar de sterkste wolf zou, om zijn status niet onderuit te laten halen, toch moeten brullen: ik ben hier de baas en niemand anders.

Wout van Aert beschouwt zichzelf als een werknemer van een Nederlands bedrijf, een van de vele. Misschien de best betaalde, een Red Bull-uitverkorene bovendien. Wout van Aert zwaait woest van blijdschap met zijn vuist in de lucht als hij derde wordt in de Omloop Het Nieuwsblad. Blijdschap omdat een ploegmaat won, dat mag, dat moet, maar ik vond die vuist in de lucht een beetje gênant. Tratnik mag dat doen als Wout wint, maar niet omgekeerd.

Ik begin hoe langer hoe meer te denken dat de sterkte van zijn ploeg Van Aerts gebrek aan zelfvertrouwen moet maskeren. Als ploegmaats Van Baarle of Laporte straks de grote monumenten winnen, dan zal Van Aert wederom breed glunderen en blij zijn. Een blije werknemer, dat vinden zijn Hollandse bazen heel fijn. Rust in de tent, zo heeft een werkgever het graag. En voor Wout is het veel beter dan als enig kopman erop gelegd te worden door zijn zwarte beest Mathieu van der Poel of een andere tegenstander.

De rol van ploegmaats wordt in loodzware wedstrijden overschat. Van der Poel of Pogacar hebben geen supersterk team nodig om te zegevieren. Winnen als vrijbuiter is nog altijd het mooiste wat er bestaat. Als hert de wolven te slim af zijn, levert een mooiere film op dan acht wolven die een hert in de val lokken. Sowieso zal in de Ronde van Vlaanderen de sterkste winnen. Idem voor Parijs-Roubaix waar weliswaar de factor pech een rol kan spelen.

De sterkste zal winnen tenzij misschien als het een Visma-man is. In dat geval zou het wel eens de slimste kunnen zijn, mogelijk iemand anders dan Van Aert die dan alweer de benen stil moet houden. Van Aert als joker, doublure, waakhond of grendel op de deur bij de achtervolgers. Neen, dat is niet het beeld van een kampioen. Hoe zouden ze daar in zijn supportersclubs eigenlijk over denken? Niet dat we aan supporters veel aandacht moeten schenken zoals in het voetbal wel eens gebeurt, tot mijn grote ergernis overigens. Maar het moet toch niet fijn zijn te merken dat je favoriete coureur eigenlijk Moeder Teresa heet en niet Wout van Aert.

Klasbakken Francesco Moser en Roger De Vlaeminck reden ooit in hetzelfde team. Dat duurde niet lang. Kopmannen moeten tégen elkaar rijden, niet mét mekaar. Ik weet het niet helemaal zeker, maar ik geloof dat die zin uit de mond van De Vlaeminck kwam. Het is geen toeval dat we De Vlaeminck nog altijd in één adem noemen met Merckx. Dat heeft te maken met palmares, maar ook met onverzettelijkheid, ambitie en uitstraling.

===================

Wat is Van Aert nog waard?

Uit de collectie van Studio Koers – Wout van Aert wint de Strade Bianche in 2020.

‘Het wordt tijd dat Wout van Aert zijn palmares wat aandikt.’ Het zijn niet mijn woorden, maar die van José De Cauwer tijdens de theatervoorstelling van ‘De 10 geboden van José De Cauwer’.

Veel kans dat Wout van Aert morgen de Omloop Het Nieuwsblad wint. Of een van zijn ploegmaats, want de altruïstische Van Aert is palmaresgewijs alleen nog maar uit op groot wild: de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, en een regenboogtrui. Dat maakte hij vorig jaar al duidelijk toen hij Gent-Wevelgem weggaf aan zijn ploegmaat Christophe Laporte.

Een vergissing vond ik toen en dat vind ik nog altijd. Van Aert reed nadien geen platte prijs meer of we zouden het Belgisch kampioenschap tijdrijden een prijs Van Aert waardig moeten noemen. Bovendien zag Van Aert hoe diezelfde Laporte voor zijn neus de Europese titel wegkaapte.

Van Aert reed deze winter enkele cyclocrossen, zonder druk zoals hij telkens weer benadrukte, want elke centimeter in het veld was immers een voorbereiding op het wegseizoen. Hij kon ook moeilijk anders dan bescheiden zijn, want Mathieu van der Poel won alle veldritten waar hij aan de start verscheen op verbluffende wijze, als we de wat brutale confrontatie met een paal in Benidorm even niet meerekenen.

Ook Van der Poel reed in het veld rond zonder druk. Er moest maar één ding: in Tabor wereldkampioen worden. Natuurlijk lukte dat. En Van der Poel heeft straks ook best wel trek in een voor hem al derde overwinning in de Ronde van Vlaanderen en een tweede in Roubaix.

Wout van Aert moet oppassen dat zijn provocerende uitspraak ‘ik moet just niks’ van vorig jaar straks niet verandert in ‘ik kan just niks’, want op de grote afspraken op de weg zal Van der Poel er ook staan, en de Pogacar’s van deze wereld net zo goed. Of ‘ik mag just niks’, want als een van zijn voortreffelijke ploegmaats een Volderke of een Terpstra’tje doet, moet hij noodgedwongen de benen stilhouden.

Van Aert heeft daarenboven de pech dat Van der Poel zijn speelvogelschap, dat leidde tot bizarre incidenten op de Olympische Spelen en op het WK in Australië, heeft afgeworpen en eveneens zijn palmares nog wat omvangrijker wil maken. En ‘palmares’ betekent voor VDP net hetzelfde als voor WVA: alleen winnen telt.

Een riant loon, een leuk gezinnetje, het zet niet meer zo jonge wielrenners vaak aan het denken. Willen ze nog risico’s nemen? Willen ze zich nog als een steen van een helling naar beneden gooien? Willen ze nog wringen in de spurt? Hoe groot is de honger nog bij Van Aert? Hoe dikwijls nog kun je oprecht blijven lachen als je geklopt wordt of als een ploegmaat een koers wint die jij ook had kunnen winnen, wetende dat je op het einde van dit seizoen 30 kaarsjes uitblaast en dat winnen alsmaar moeilijker zal worden?

Eerlijk gezegd denk ik dat de dalende lijn in de carrière van Van Aert is ingezet. Hij is ooit even de beste coureur van de planeet geweest. Dat was toen hij in een en dezelfde Ronde van Frankrijk een massasprint, een tijdrit en een bergrit won. Uniek was dat. Maar dat exploot zegt ook iets over de renner Van Aert: in alles heel goed, maar in niets de beste.

===================

Weesgedichten (slot)

Mijn gedicht ‘Kermis’ werd geadopteerd door Bibliotheek Poperinge, Harelbeke, Maarkedal, Wevelgem, Zele, Kortrijk, Middelkerke, Berlare, Hamme, Hasselt (Gevangenis), Berchem, Merksem, Lubbeek, Oostkamp, Lebbeke, Puurs- Sint-Amands, Ronse, Zonhoven, Schilde, Tongeren, Tienen, Haaltert, Erpe-Mere, Halle, Heusden-Zolder, Bibliotheken Neteland, Bibliotheek Genk, COMEET Bibliotheken, Bibliotheken IGS IJzervallei, Bibliotheek Turnhout, Bibliotheken ROUTE 42,  Bibliotheek Ninove, Bibliotheek Utopia (Aalst), Bibliotheek Hasselt, Brugge en Asse.

Dit voor wat betreft Vlaanderen.

In Nederland: Bibliotheek Den Haag , Den Hoorn (Bibliotheek De Plataan), Oegstgeest (De Bollenstreek),  Bibliotheek De Domijnen: Amstenrade en Born.

Herman Leenders spotte mijn gedicht op een raam ergens in Brugge en stuurde me deze foto:

===================

Het leven en hoe het te overleven (42)

Op donderdag 22 februari krijgt u, als u lid bent van CM, Leef magazine in de bus. De rubriek ‘tweemaal’ op pagina 16 en 17 is van mijn hand. De foto’s zijn van Lieven Van Assche. Het thema is ploegenarbeid. Een langer artikel over Pascale Slootmans, Aircraft Cabin Technician bij Brussels Airlines, leest u hier.

Onlangs bekeek ik uitgesteld de documentaire ‘Queen: Days of Our Lives’, die op oudejaarsnacht door de VRT werd uitgezonden. Ik denk dat ik nu zowat alles weet wat er over Queen te weten valt. Ik leer wel altijd iets bij. Die clip met de mini-Queentjes kende ik niet.

Dezelfde nacht werd ook het Queen-optreden in Boedapest uitgezonden. We schrijven 1986. De bandleden zijn gekleed in wit en geel. Freddie heeft de schouderbanden van zijn witte shirt omwikkeld met plakband om ze smaller te maken. Dat is redelijk slordig gedaan en goed te zien terwijl hij piano speelt met een camera schuin boven zijn kruin. John Deacon zit in zijn vogelnestkapselperiode en draagt op een gegeven moment een piepklein geel sportbroekje dat niet zou misstaan in de turnles op de lagere school. T-shirt met cartoonprint. Witte gympjes. Freddie een wit T-shirt met een schreeuwerige gele print, die mij eerst doet denken aan een albumhoes van Duran Duran, maar het bij nader inzien niet is. Het spuuglelijke T-shirt en soortgelijke modellen kun je vandaag nog altijd kopen op eBay met als promotieargument een verwijzing naar Queen en Freddie. De outfits zien er met de ogen van nu belachelijk uit, maar toen kon het allemaal niet hel en fel en flashy genoeg zijn blijkbaar. Dan mag je eens spelen achter het IJzeren Gordijn, zie je eruit als iemand die net uit de fitnesszaal komt.

Het is bizar hoe de popsterren van mijn jeugd blijven verder leven en om de haverklap nog op de buis worden getoond. ABBA, Bowie, Queen, George Michael, Blondie enzovoort. Dat is goed natuurlijk, maar je zou toch denken dat op een gegeven moment radio- en tv-makers aan het roer komen te staan die die tijden niet hebben meegemaakt en het welletjes vinden, want we zijn 2024 toch. Maar wat moet je dan wel brengen? Is er na de millenniumwisseling iets gemaakt wat interessanter is? Ik denk het niet. Of worden die artiesten van vroeger almaar opnieuw getoond speciaal voor de krakende knarren die zweren bij het medium tv en alleen nog in hun hoofden de dansvloer onveilig maken.

Freddie Mercury stierf in 1991. Het klinkt misschien eng, maar ik probeer me Freddie soms voor te stellen zoals hij er nu uitziet. Heel even maar, want de gedachte aan een skelet wordt al gauw redelijk weird. Freddie was een goed en lief mens, dat heb ik uit al die docu’s bij mekaar gepuzzeld. Hij hield bovendien van katten. Wie van katten houdt, heeft bij mij sowieso een streepje voor.

Wie in tal van muziekdocu’s voorkomt is Pete Waterman van het trio Stock, Aitken en Waterman, dat hits fabriceerde voor tal van artiesten. Niemand kan zo enthousiast doen over popmuziek als Pete Waterman.

Mijn ouders hadden niks met cultuur, lazen nooit een boek bijvoorbeeld, maar ze hadden wel enkele LP’s in huis: Freddy Breck, André Moss, George Baker Selection, een paar platen van Marva en zo’n K-tel plaat met alle 13 of 20 of 40 goed, met een vrolijke jongedame op de hoes. Mijn vader of mijn moeder in een platenwinkel, ik kan het mij niet voorstellen. Waarschijnlijk haalden ze die LP’s in de Supra Bazar of zo. Heel zelden legde mijn vader op zondagmiddag een van die platen op. Terwijl mijn ouders elders in het huis bezig waren, zat ik dan in de driezitsfauteuil te luisteren naar Marva die zong over Salvatore die haar het hof maakt, en probeerde ik mij die spannende grotemensenwereld voor te stellen.

Ik vind tussen de stapel nog te lezen boeken De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld. Een quasi nagelnieuw exemplaar. Het heeft geen sticker op de rugkant die erop wijst dat het van een bibliotheekuitverkoop komt. Het kan bijna niet anders of het is meegenomen uit een boekenkastje langs de weg ergens in Nederland. Wie zet er nu een bestseller te geef? Ik ben ongeveer twee derde ver in het boek. De eerste koe staat klaar om vernietigd te worden. Ik herken in het hoofdpersonage het vergeefse verlangen naar een liefdevol gebaar van je ouders dat er niet komt en daardoor de vlucht in een fantasiewereld alleen maar aanwakkert. De roman bulkt van de als-vergelijkingen, maar die storen me niet echt. Van elke pagina gaat dreiging uit waardoor ik het boek liever niet snel uit wil hebben. Ik lees meerdere malen per dag een hoofdstuk. Ik ben bang om naar het einde toe te gaan. Er volgt nog een bloemekee of het eindigt als een sof, dat kan ook.

Ook in het echt ben ik bang om naar het einde toe te gaan. In maart breng ik op de website van Leef een getuigenis over wat mij vorig jaar is overkomen en waarover ik hier nog met geen woord heb gerept.

===================

Boerenprotest

Het boerenprotest laait weer op. Nog maar luttele dagen geleden legden boeren het land plat. Autostrades, gewestwegen en rotondes werden bezet. Het verkeersinfarct leidde tot lege winkelrekken, patiënten die niet tijdig in het ziekenhuis geraakten en dies meer.

Ik heb sympathie voor de boeren. Zelf heb ik mijn eerste zes levensjaren op een boerderij doorgebracht. Veel familieleden waren in de boerenstiel actief. Het is waarschijnlijk waar dat de boeren te weinig verdienen voor het harde werk en dat schakels tussen producent en consument te veel geld opstrijken dat eigenlijk de boer toekomt. De boeren hebben zich gedurende de protestmanifestaties keurig gedragen, behalve in Brussel. Dat was te denken. Het woord ‘Brussel’ werkt als een rode lap op een stier, niet alleen op de boeren. Vernielingen werden aangericht, ik keur dat niet goed. Geweld is bijna nooit goed te praten en zeker niet als het in groep wordt gepleegd.

De sympathie die ik voel voor de boeren neemt niet weg dat het bezetten van wegen en dergelijke mij iets te lang duurde. Het protest was niet georganiseerd. Boeren verzamelden in groepen en deden maar wat, als ongeleide projectielen. Nu eens ging de colonne tractoren die kant op, dan weer de andere. De politici keken ernaar en deden niets. De robotpolitica – zo noem ik haar omdat ze praat als een robot, zonder ooit emotie te tonen, alsof ze een spreekbeurt aframmelt – Minister Verlinden, wist niet hoe ze de boeren terug in hun stallen kon krijgen. De politie inzetten leek haar niet slim, de pantserwagens van de ordediensten kunnen niet op tegen tractoren, zei ze, en bovendien was het volgens haar niet verstandig om hard op te treden.

De boeren gingen met de politici rond de tafel zitten, waarbij vreemd genoeg de boeren de machtspositie bezaten. Dat de boeren nu terug de straat op trekken, betekent dat ze niet hebben gekregen wat ze wilden, of denken dat ze dat niet zullen krijgen. Ze zijn niet tevreden en hun vorige actie heeft aangetoond dat niemand hen een strobreed in de weg legt als ze uitrukken en het land bezetten, zodus, waarom het niet nog een keer doen?

Hier krijgt de kwestie voor mij een wrang en gevaarlijk kantje. Willig onze eisen in of we leggen de boel plat en slaan alles kort en klein. Geen enkele beroepsgroep heeft het recht om een dergelijke vorm van chantage te hanteren. Stel dat onze bewindvoerders de boeren tevreden kunnen stellen, wie komen er dan volgende week op straat met een eisenpakket? De vrachtwagenchauffeurs, daarna de brandweerlieden, de politie zelf, de tankwagens van de mazoutleveranciers of de melkophalers, de camionetten van Proximus en Telenet, het wagenpark van Bpost, het leger … ?

Ik heb altijd een grote afkeer gehad van de macht van het getal. Stel je voor dat bij de verkiezingen later dit jaar een bepaalde partij dertig of veertig procent van de stemmen behaalt en van regeringsdeelname wordt uitgesloten, en dat al die kiezers op straat komen. Dan zitten we in een Capitol-situatie. Dan komt de revolutie, waarvan ik vrees dat die nakende is – dat heb ik op dit weblog al een aantal keer aangehaald – een grote stap dichterbij. En als wij Europeanen onszelf de duvel aandoen, dan zullen de Trumps, Poetins en Xi’s van deze wereld eens goed in hun vuistje lachen.

===================

Het leven en hoe het te overleven (41)

Ik blaas deze rubriek nieuw leven in. De laatste ‘Het leven en hoe het te overleven’, aflevering 40 was dat, dateert van medio 2020.

Voor wie het niet meer zou weten, dit is een rubriek met kort nieuws, bedenkingen, hersenspinsels, vluchtige mededelingen, quotes, links enzovoort. Noem het gerust varia.

Ik schrijf hier nog zelden over politieke onderwerpen. Ik wilde iets schrijven over het begrip ‘omvolking’. Dat is een verbrand begrip. Het woord uitspreken of neerschrijven zorgt op zich al voor controverse. Daarom stel ik voor dat ik het woord ‘omvolking’ vervang door de term ‘carnavalskleren kopen’.

Welnu, het is niet dat iemand op een ochtend wakker wordt, de kleerkast opentrekt, en bij zichzelf denkt: ik moet dringend wat carnavalskleren kopen. Maar dan wandel je in de winkelstraat voorbij een carnavalsshop en in de etalage zie je een leuke roze outfit liggen of een gekke bril of een crazy hoed, en voor je het weet heb je in je kleerkast geen plaats meer voor je dagdagelijkse kloffie, wordt meer dan de helft ervan ingenomen door carnavalskleren.

Er was geen plan om de kleerkast te vullen met carnavalskleren en -attributen, maar het is niet omdat er geen plan is dat iets niet gebeurt. Er heeft bijvoorbeeld ook nooit een plan bestaan om de aarde op te warmen. Het gebeurt gewoon. Maar bepaalde carnavalskleren kunnen natuurlijk zo goed zitten en sterk gelijken op wat je al in de kast had hangen dat je er op een dag mee naar het werk gaat. Dat is perfect mogelijk. En zie, je baas heeft zijn rode neus op en de knul van IT heeft zijn blauwe Adriaan-hemd met frulletjes aan.

Maar, en dat weet iedere koopverslaafde, een miskoop valt vaker voor dan je zou willen. En hoe meer je koopt, hoe meer miskopen en die moeten allemaal die ineens veel te krap geworden kast in. Die veel te wijde tuniek met paarse en gele bollen, neen, die had je niet in huis moeten halen. Terug naar de winkel als je het kasticket nog vindt tenminste. Of op Vinted, in de textielcontainer of gewoon in de vuilniszak, die brol.

Basketbal. Enkele dagen geleden speelden de Belgian Cats tegen de Verenigde Staten. Ik heb gekeken vanaf het begin van het vierde quarter. De altijd iets te lyrische commentator, Christophe Vandegoor, noemde de bijna 14.000 aanwezigen in het Sportpaleis een kennerspubliek. Een oude man met een gele das begon zelfs, dixit Vandegoor, te ‘breakdancen à la Michael Jackson’. De camera vond de man toen zijn dansje helaas al voorbij was.

Ik supporterde voor de Cats, natuurlijk. Maar dat sloeg om toen het publiek de Amerikaanse speelsters begon uit te jouwen telkens die vrije worpen moesten nemen. Toen wilde ik dat stomme publiek de overwinning van de Cats niet meer gunnen. En zo geschiedde. Dat uitjouwen moet maar eens gedaan zijn. Ik zou me doodschamen indien ik me in zo’n debiele massa zou bevinden. Maar ik mijd massa’s, altijd en overal, die schaamte zal mij dus nooit overvallen.

En ja, ik schrijf ook nog altijd beroepshalve: Wat kan ChatGPT betekenen voor arts en patiënt?

===================

Winnaars Poëziewedstrijd Harelbeke 2024… de foto’s, de namen

v.l.n.r. Louise Allegaert, Amarant Plas, Francesca Birlogeanu (winnares jongerencategorie), Aafke van Pelt, Goedele Firlefyn, Philip Hoorne (jurylid), Ludwig Van de Voorde en Ard Kotte. Ontbreken op de foto: Thure Masselis, Suzanne van Leendert, Sandra Roobaert en Dorien Couton (winnares volwassenencategorie) – foto: Jan Vanmeenen
v.l.n.r. Ludwig Van de Voorde, Sandra Roobaert, Goedele Firlefyn, Alain Top (burgemeester van de stad Harelbeke) en Philip Hoorne (jurylid) – foto: Jan Vanmeenen

===================