Hoe het zowat begon

Mijn papieren debuut was een publicatie van mijn gedicht ‘Banalen’ in het Groninger literaire tijdschrift Tzum. De Twin Towers stonden nog recht.

Ik was super gelukkig. Ik kan dat gevoel niet meer helemaal evoceren, maar ik weet wel dat Tzum 13 in mijn handen houden een van de mooiste momenten is die mijn poëzie mij ooit heeft bezorgd.

Vreemd genoeg nam ik anderhalf jaar later ‘Banalen’ niet op in mijn eerste bundel Niets met jou. Ik dacht toen nog dat poëzie iets ernstigs was, over ernstige dingen moest gaan, in ernstige bewoordingen.

Ondertussen ben ik redelijk ver van dat padje afgedwaald.

In datzelfde nummer van Tzum staat ook een interview met een nog jonge Menno Wigman. Heerlijk.

===================

Het leven en hoe het te overleven (44)

Over de doden niets dan goeds? Schrijf dat maar op je buik. Randdebiel Luc De Vos, vertolker van het grootste kutnummer aller tijden, ‘Mia’ genaamd, krijgt een huldeconcert omdat hij tien jaar dood is. Dat is nog altijd beter dan een huldeconcert omdat hij zou verrezen zijn. Nog eerder zal ik begrip opbrengen voor De Romeo’s die een Grammy winnen dan voor de hysterie die, ongetwijfeld opgezet door bevriende randdebielen, rond deze Gentse kwibus is ontstaan en waar iedere halvegare blindelings in mee stapt. Aan de jonkies die niet weten wie De Vos is – mijn felicitaties daarvoor – , je vindt hem terug in de grote Belpop-encyclopedie onder het kopje ‘Domste Smoel van de Vaderlandse Pop’.

Prima gelegenheid om nog eens een oude post van onder het stof te halen.

Maak je borst maar nat, het zou mij niet verbazen dat de VRT dat huldeconcert integraal uitzendt of er een docu over maakt.

Waar blijven ze toch al die bommen en granaten en drones en springtuigen en tanks en mitrailleurs fabriceren? Met al het geld dat daarin kruipt, kun je toch half zwart Afrika van één warme maaltijd per dag en een opfrissingscursus geboortebeperking voorzien?

Op de website van de VRT staat een kaart met het aantal werklozen per gemeente. Omdat de gegevens van Statbel komen, zijn die correct. Hoe donkerder het blauw, hoe meer werklozen. Je kunt op de kaart zo de taalgrens tekenen. Waalse werklozen aan een job in Vlaanderen helpen is blijkbaar nog altijd niet evident. Die taalgrens is nochtans geen Berlijnse Muur of zo, ik steek die nu en dan wel eens over. Hellhole Brussel spant de kroon qua werkloosheid, maar in Duitstalig België weten ze dan weer dat Arbeit frei macht. Herzlichen Glückwunsch, liebe Freunde, zu Ihrem Beitrag zu unserem Sozialversicherungssystem. Machen Sie weiter so.

===================

Gedicht voor Tiesj Benoot

Enkele dagen geleden werd wielrenner Tiesj Benoot opnieuw vader. Tiesj en zijn vriendin hebben nu twee dochtertjes, Roos en Loes.

In mijn nieuwe bundel Mens is de naam die op 1 juni het daglicht ziet – info in de rechter kolom hiernaast – staat op pagina 13 het gedicht ‘De barmhartigheid van piemels’.

Ik draag het op aan Tiesj. Gefeliciteerd!

===================

Het leven en hoe het te overleven (43)

De stemtests van zowel Het Laatste Nieuws als de VRT sturen mij in de richting van een partij waar ik nog nooit voor stemde en waar ik ook nu niet voor zal stemmen. Voor wie dit weblog volgt, neen, het is niet de partij die u denkt. Ben ik dan toch minder reactionair dan ik dacht?

Of zijn die tests allemaal flauwekul? Ja, dat zal het zijn.

In elk geval, in het centrum is het goed toeven.

Als je naar een film kijkt en je vraagt je naarmate de film loopt af of je die nu wel of niet al eerder zag, dan zal er ooit een moment komen waarop je zeker weet dat je hem zag, als je hem al hebt gezien tenminste. In het andere geval kan de twijfel blijven bestaan.

De ontknoping van de nationale voetbalcompetitie met die vreselijk onrechtvaardige halvering van de behaalde punten is ingezet. Dat onrecht doet mij denken aan een quiz destijds in de jeugdbeweging of op school, waar je met je groepje de hele tijd punten verzamelde en de leiding nam, en dan zei de leider of de leraar ineens dat wie de laatste vraag juist had meteen ook de winnaar was van de gehele quiz. Zou je niet…?

Je laat een Congolees niet wonen in de poolcirkel en je stuurt een Eskimo niet naar Congo. Hoe zou de wereld er hebben uitgezien indien de Muur niet was gevallen? Een gecompartimenteerde wereld in plaats van een geglobaliseerde? Slechter dan nu zou het niet geweest zijn toch?

Zei daar iemand Sheffield? Yep, het is weer de tijd van het jaar. Een voetbalmatch van twee keer drie kwartier duurt mij vaak veel te lang, maar de finale van het WK Snooker die twee dagen duurt vliegt zo voorbij.

De eekhoorn neemt zijn hazelnoten niet mee, maar eet ze hier ter plaatse op. Hij betaalt zijn rekening met eco(orn)cheques.

School: vroeger een plek waar je ook tijdens de vakantie terecht kon om een balletje te trappen of te gooien, later een plek als een ommuurde vesting uit vrees voor inbraak en vandalisme, nu een plek waar leraren en leerlingen de hele tijd alert moeten zijn, want er zou wel eens een leerling een wapen uit zijn rugzak kunnen halen en een bloedbad aanrichten. Welkom in 2024.

Laat de Kylie en Jason in u herleven zaterdag aanstaande om 23u20 op Canvas: ‘Stock, Aitken en Waterman: Legends of Pop’. Ik heb deze docu waarschijnlijk al gezien, maar het enthousiasme waarmee Pete Waterman vertelt over zijn muzikale ontdekkingen blijft onbetaalbaar. Bananarama zal weerklinken op zijn begrafenis.

En misschien ook op de mijne. Ik moet mijn playlist nog samenstellen, maar wil daar niet te vroeg aan beginnen om het lot niet te tarten.

Innocent people walking by
No time to smile before they die
Don't call that justice

===================

Duran Duran (x 4)

Ik was bijna 17 toen Duran Duran kort na elkaar ‘Planet Earth’ en ‘Girls on Film’ op de wereld losliet. Werden mijn vrienden en ik omver geblazen? Ik meen mij te herinneren van niet. Maar dat had misschien niet met de muziek te maken. Puistige puberpummels hielden niet zo van flamboyante posterboys. De zanger heette Simon le Bon – very French – maar vond zichzelf allicht meer een Simon le Beau. Met haarband? Droeg die zijn fitnesspakje op het podium, of wat? En die dubbele groepsnaam, waar sloeg dat op?

Dat van die haarband is hineininterpretierung. Raar zullen we dat niet gevonden hebben toen, want het was de tijd van workouts en je lichaam is een tempel en dat soort dingen. Datzelfde jaar trouwens, 1981, bracht Olivia Newton-John ‘Physical’ uit. Met haarband, alsof ze Simon’s zusje was. Die periode dus, voor wie oud genoeg is om ze live te hebben meegemaakt.

Mijn geheugen kan mij bedriegen, maar als je aan het begin van de jaren ’80 uitging en je kwam op een deftig uur naar huis, wat ik meestal deed, dan kon je op de BBC nog een streepje van het legendarische muziekprogramma The Old Grey Whistle Test meepikken, de voorloper van Later… with Jools Holland.

Onderstaand optreden in een OGWT-uitzending heb ik destijds niet gezien. Het is pas decennia later, in het YouTube-tijdperk, dat ik besefte wat voor een keigoed nummer ‘Anyone Out There’ is. Het staat op hun debuutplaat, was gepland als single, maar dat plan werd afgevoerd.

Vergeet de ‘kijk eens wat voor een mooie jongens we zijn’-attitude van de beginjaren. Duran Duran werd een van de belangrijkste groepen van het laatste kwart van de vorige eeuw. De parels die ze op de mensheid hebben losgelaten zijn niet gering. Een van hun handelsmerken is een lied openen met een verrassende intro die meteen de aandacht trekt.

Soms werd een nummer eens geen hit. In het geval van ‘Skin Trade’ is dat onbegrijpelijk. Of de verklaring zou moeten zijn dat het ingetogener klinkt dan hun grootste successen.

Een documentaire over de groep leerde mij hoe ernstig deze mannen met hun vaak bezig waren. Geen sterallures, geen grootspraak, geen haantjesgedrag. Vooraleer die wittekop achter de keyboards kan het goed uitleggen.

Toch was humor hen niet vreemd. De clip van ‘Electric Barbarella’ is ongemeen grappig. En het is een fantastische song. Misschien is mijn gedicht ‘All you need is beep beep love’, uit Het dikke meisje en de ziener, behalve op de single van Gruppo Sportivo losjes en onbewust geïnspireerd door ‘Electric Barbarella’.

Als uitsmijter een stomende liveversie van ‘White Lines’ van Grandmaster Flash en Melle Mel. Vergis je niet, dit is wel degelijk een ántidrugslied. Zoek ook eens het origineel op.

De band is zoetjesweg bezig om een halve eeuw oud te worden en is momenteel op tournee.

===================

Hoogbegaafd / Hoogsensitief

Ik heb als puber ooit eens een IQ-test ingevuld. Het was een test van Mensa en ik geloof dat ik die kon maken via HUMO. Ik bleek lichtjes hoogbegaafd te zijn. Dat klinkt blasé, maar zo mag u het niet interpreteren. Tegenwoordig zou ik allicht niet meer zo goed scoren als toen. En vooral, de mensen die zich het best in hun vel voelen op deze planeet moet je niet zoeken bij de hoogbegaafden. Het is vaak meer een vloek dan een zegen.

Ben je niet het scherpste potlood in de doos, dan val je anderen lastig met je dommigheden, waar je zelf geen benul en last van hebt. Maar omdat veel van je kennissen evenmin een groot peertje in hun luchter hebben hangen, valt het leven al bij al reuze mee. Je kan met moeite het onderscheid maken tussen het vorenste en het achterste van een koe, maar dat houd je niet tegen jezelf heel wat te vinden. Toch word je mogelijk achter je rug een beetje uitgelachen door de middelmatigen en de slimmen, maar je bent niet alert en snugger genoeg om dat op te merken.

Ben je snugger en intelligent, dan schud je bij heel veel wat je om je heen ziet meewarig het hoofd. Je doet heel hard je best om anderen niet lastig te vallen met je slimmigheden, zoals somtijds eenvoudige oplossingen voor complexe problemen, want er is toch haast niemand die je begrijpt of daar genoeg moeite voor doet. Je voelt je soms eenzaam en onaangepast, en in je bitterste momenten wil je wel eens weten hoe het zou voelen om met een bak Jupiler binnen handbereik naar Big Brother of Honeymoon Island te kijken. Gelukkig gaan die momenten rap voorbij, zeker als je je eens in een mensenzee begeeft en ziet wat voor creaturen er daar zoal rondlopen.

Deze wereld is een harde plek voor de werkelijk heel slimme mensen, zij die ettelijke divisies hoger spelen dan ik. Deze wereld waar alles in het teken staat van de middelmatigheid en waar de lat almaar lager wordt gelegd, dat moet voor die allerbolste bollebozen een ware hel zijn.

Maar daarover wilde ik het niet hebben, wel over hoogsensitiviteit. Ik vulde onlangs een HSP-test in. Ik som de stellingen op waar ik ja of neen diende op te antwoorden. Ja of neen vind ik redelijk absoluut. Ik ben geen ja-of-neen-mens. Eerder van de ja maar en de neen maar. Daarom voorzie ik de stellingen van enig commentaar.


Ik ben me bewust van subtiele signalen in mijn omgeving.
Meestal wel, soms niet. Als ze supersubtiel zijn, zal ik ze wel eens missen waarschijnlijk. Dwaze stelling deze.

Ik word beïnvloed door de stemmingen van anderen.
Ja, ik vertoef niet graag in het gezelschap van mensen met extreme stemmingen. Of mensen met stemmingswisselingen, die up zijn en vijf minuten later down. Ik ben zelf nooit wit of zwart, altijd grijs met een gering aantal schakeringen. En dat heeft alles te maken met het feit dat mijn leven, gezien in het licht van de eeuwigheid en allesomvattendheid, niks voorstelt, en dat ik dat al weet sinds ik in de lagere school zat.

Ik ben nogal gevoelig voor pijn.
Ik ga niet snel janken van de pijn, maar ik ben wel kwaad op mezelf als ik per ongeluk in mijn vinger snijd of zo. Met de jaren manifesteren er zich allerlei pijntjes, maar die tel ik niet mee, dat zijn verouderingsperikelen die mij sluipenderwijs overvallen.

Tijdens drukke dagen merk ik dat ik behoefte heb om me terug te trekken in mijn bed of in een donkere kamer of een andere plek waar ik ongestoord alleen kan zijn.
Hangt ervan af, je hebt aangename drukte en je hebt onaangename drukte. In het eerste geval wil ik van de drukte genieten of ze zo snel mogelijk op orde hebben; in het tweede wil ik graag verdwijnen of de boel de boel laten.

Ik ben bijzonder gevoelig voor de effecten van cafeïne.
Niet dat ik weet.

Ik raak gemakkelijk overvoerd door dingen als fel licht, sterke geuren, grove weefsels of harde sirenes.
O ja, absoluut. Overvoerd heeft voor mij een negatieve betekenis.

Ik heb een rijke en complexe innerlijke belevingswereld.
Zeer zeker.

Ik voel me niet op mijn gemak bij harde geluiden.
Harde geluiden vind ik vreselijk. Er hoeft maar een brommertje door de straat te rijden en mijn hartslag gaat al de hoogte in. En het allerergste in deze categorie zijn slaande deuren. Mensen die met deuren slaan zijn belachelijk en heel erg stom. En als er al eens een deur dichtslaat door de wind, dan vind ik de wind ook voor even heel stom.

Ik kan diep geroerd raken door kunst of muziek.
Muziek wel, kunst minder. Muziek is ook kunst. Dwaze stelling deze.

Ik ben consciëntieus.
Heel erg.

Ik schrik gemakkelijk.
Geen horrorfilms voor mij en al helemaal niet als het donker is. Ik ben op een leeftijd gekomen dat ik aan mijn tikker moet denken, dus neen hoor, geen slasher movies voor mij. En als dergelijke beelden toch eens op mijn netvlies vallen, dan probeer ik me voor te stellen dat het maar film is, dat er een hele crew staat toe te kijken hoe de ketchup van de zogezegd afgehakte ledematen drupt. Voor de rest vermijd ik in situaties te komen waar schrik op de loer zou kunnen liggen.

Ik voel me opgejaagd als ik veel moet doen in korte tijd.
Ja, toch wel. Maar ook hier weer, ik vermijd situaties waarin ik mij moet opjagen. Als ik iets moet doen tegen overmorgen, dan wil ik dat vandaag al klaar hebben.

Als mensen zich in een fysieke omgeving niet prettig voelen weet ik meestal wat er moet gebeuren om dat te veranderen (door bijvoorbeeld het licht te dimmen of het meubilair te verplaatsen).
Meubilair verplaatsen? Die therapie ken ik niet. Licht zal ik sowieso dimmen, niet voor de ander maar voor mezelf.

Ik raak geïrriteerd als mensen proberen me te veel dingen tegelijk te laten doen.
Niet geïrriteerd, maar houd het overzichtelijk voor mij a.u.b. En geef mij duidelijke instructies. Stuur mij zodat ik de opdracht zo perfect mogelijk kan uitvoeren.

Ik doe erg mijn best te voorkomen dat ik fouten maak of dingen vergeet.
Ik heb een hekel aan fouten maken, vooral als die heel vermijdbaar zijn, maar ik maak ze net zoals iedereen. Als ik op pad ben, dan check ik om de haverklap of mijn portefeuille en sleutels nog in mijn rugzak of in mijn jaszak zitten. Ik ben iemand die zijn tas in de koffer van de auto zet en twee straten verder stopt om in de kofferbak te kijken. Daarom deze goede raad van ome Phil: zet je spullen op of naast de passagierszetel.

Ik kijk uit principe niet naar gewelddadige films of tv-shows.
Neen, daar durf ik niet naar kijken. Cowboys of maffiosi die elkaar overhoop knallen kan ik aanschouwen, maar geweld vanuit een machtspositie tegenover vrouwen, kinderen of dieren, neen, wil ik absoluut niet zien. Ik heb op mijn blog al eens ergens vermeld dat ik bepaalde films niet bekijk omdat ik weet of vermoed dat er dergelijke scènes in voorkomen. Aan de andere kant besef ik ook wel dat als je als filmmaker geweld aan de kaak wil stellen je het net keihard in beeld moet brengen om de mensen een geweten te schoppen. Maar ik hoef het niet te zien, want mijn geweten hoeft niet geschopt te worden.

Ik voel me ongemakkelijk als er veel om me heen gebeurt.
Ja. Ik ben ook iemand die bij voorkeur aan een hoek van de tafel of op de eerste of laatste stoel van een rij ga zitten en nooit tussen twee mensen in. Ik neem ook redelijk wat ruimte in, fysiek bedoel ik.

Als ik erge honger heb heeft dat een sterke invloed op mijn concentratievermogen of mijn humeur.
Moet ik eens uittesten. Ik ben geboren in een deel van de wereld waar honger een zeldzaam fenomeen is.

Veranderingen in mijn leven brengen me van mijn stuk.
Ja. Hoe dikwijls is een verandering een verbetering? Alles moet bij het oude blijven, want waarvoor heb je anders al die moeite gedaan en al die tijd laten verstrijken om van al dat vreselijke nieuwe iets ouds te maken?

Ik heb een neus voor delicate geuren, smaken, geluiden en kunstwerken en geniet daarvan.
Ik herken me hier niet in. Geef mij maar datgene wat mij vertrouwd is.

Het vermijden van situaties die mij van streek maken of overbelasten heeft bij mij een hoge prioriteit.
Ja. Het voelt niet eens aan als een prioriteit, het gebeurt gewoon.

Als ik met iemand moet wedijveren of op mijn vingers word gekeken, word ik zo nerveus of gespannen dat mijn prestaties veel minder zijn dan gewoonlijk.
Soms.

Als kind werd ik door mijn ouders of leraren gevoelig of verlegen gevonden.
Ja. Ik was het ook in hoge mate.

===================

Eekhoorn in de tuin

Sinds een paar jaar hebben we een eekhoorn in de tuin. Twee eigenlijk, maar ze laten zich zo zelden samen zien dat we het eigenlijk altijd hebben over dé eekhoorn. Elke dag komt hij de hazelnoten die we voor hem klaarleggen ophalen. Ergens moet hij ook okkernoten buitmaken, getuige de schillen die hier en daar rondslingeren.

Het is grappig om zien hoe hij noten in het gazon verbergt of ze later uit het gras komt opdiepen. Vaak duurt het een poos voor hij al snuffelend zijn lekkernijen terugvindt. Dan gaat hij op een tak zitten om rustig zijn maaltijd te verorberen. Onlangs verkoos hij zich op het nestkasje te … euh … nestelen.

De foto in kleur en het filmpje dateren van een paar dagen geleden. De wazige, korrelige zwart-witfoto dateert van januari 2023. Het is een slechte foto, maar wel genomen op het juiste moment. Er is op te zien hoe een van de eksters, die met tal van andere vogels in de tuin resideert, de eekhoorn verjaagt.

===================

Het boekje van Ricco

Ik ben niet iemand die voortdurend rondloopt met een pen of potlood en aantekenboekje op zak. Ik krijg geen orgasme van de merknamen Atoma of Moleskine.

Ruim twintig jaar geleden kreeg ik van Ricco van Nierop een fraai notitieboekje met een harde blauwe kaft van ongeveer tweeëneenhalve centimeter dik. Op de eerste pagina schreef hij: Voor Philip, Na deze eerste verpeste blz blijven er vele onbeschreven bladzijden over. Vul op, die kale wereld, Ricco.

Er zijn momenten geweest waarop ik dit boekje intensief gebruikt heb, maar meer waarop het onaangeroerd bleef, want na 20 jaar is het nog niet volgekrabbeld.

Als ik erin blader, dan kom ik aantekeningen tegen waarvan ik niet altijd meer weet waar ze voor dienden. Er staan notities in voor recensies die ik destijds schreef voor Knack. Dan vloog het boekje weer eens jarenlang de kast in of lag het me aan te kijken op mijn bureau, en nam ik het mee om bijvoorbeeld aantekeningen te maken voor mijn eindproef fotografie in 2019 of voor de EHBO-cursus die ik onlangs volgde.

Er staan veel aanzetjes voor gedichten in, zoals hieronder voor het gedicht ‘Salade’. De hanenpoten strekken zich uit over drie bladzijden, die ik voor de visualisatie fotografisch aan elkaar heb gezet. Dit is geschreven in de trein, het ziet er wel heel onleesbaar uit.

Ik heb vooral in het eerste decennium van deze eeuw vaak naar Nederland gespoord. Dan koos ik wat ik op de trein zou doen: lezen of schrijven. Onder dat laatste moet worden verstaan: ideeën laten aanwaaien. Het boekje van Ricco was er op zo’n momenten heel vaak bij.

Ik vraag me af waarom die titel in potlood staat en de rest in balpen. Heb ik die titel daar achteraf boven geschreven? Dat zou mij verbazen. Notities in handschrift tik ik thuis meteen over in een Word-document. Van dan af werk ik verder in het digitale bestand.

Sommige woordenreeksen, de meeste eigenlijk, hebben het uiteindelijke gedicht gehaald, andere niet. Daar zijn het losse aantekeningen voor. ‘Salade’ staat in mijn bundel Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is uit 2015. Onder de aantekeningen vind je een foto van de pagina in de bundel.

===================

Over logica, fysica en Wout van Aert

Met de volumeknop op nul was het al bijzonder pijnlijk om zien. Maar het werd pas echt dramatisch met geluid erbij: een huilende Wout van Aert met een bloederig rugdecolleté tegen de grond op het parcours van Dwars Door Vlaanderen. Ik heb sympathie voor mannen die durven huilen en ik heb sympathie voor Wout, ook al wordt mijn opbouwende kritiek aan zijn adres door sommige bloggers en social mediateers wel eens ander geïnterpreteerd.

Een stelling over wielrennen. Voor dummies. Komtie. Er is een grotere kans op valpartijen op een brede weg dan op een smalle weg. Voor koersleken lijkt dit een zin in de categorie waarin ook de uitspraak ‘de zon draait rond de Aarde’ thuishoort. Het kan eigenlijk niet, want hoe meer ruimte, hoe meer plaats voor de renners en hoe minder kans dat er gevallen wordt. Dat is logica, maar wielrennen gaat ook over fysica. Hoe dichter renners bij elkaar rijden in een groot of klein peloton, hoe groter het aanzuigeffect van de renners rondom je, en hoe minder verlies van krachten, die je later nodig kan hebben om de wedstrijd te winnen.

Nu we weten wat we weten, moeten we ons de volgende vraag durven stellen: weegt het risico om te vallen tijdens zo’n helse afdaling op een brede weg in een compact peloton op tegen het verlies aan spierkracht indien je uit dat compact peloton zou wegblijven en veilig aan de andere kant van de weg fietsen? Stel dat Wout van Aert samen met zijn ploegmaats als laatste die Kanarieberg had opgedraaid op ruim 60 kilometer van de aankomst, had hij dan Dwars Door Vlaanderen kunnen winnen?

Het antwoord is mijns inziens ja, tuurlijk had hij kunnen winnen. Zelfs als hij aan de voet van die puist in het landschap zijn fiets tegen een boom had gezet en nog even de Kabouterdans had gedaan, dan nog had hij allicht gewonnen. Maar zo denken coureurs niet. Aerodynamica primeert op veiligheid. Renners zullen dat ontkennen, tegen beter weten in. Het zit nu eenmaal in hun gehelmde kopjes ingebakken dat elk zuchtje wind dat voordeel oplevert benut moet worden. Je kunt nochtans, als je de sterkste bent, gerust met je krachten woekeren en toch de koers winnen. Zie Pedersen in Gent-Wevelgem.

Het zijn vijgen vóór Pasen. Het ga je goed, Wout. Jij verdient dit verdomme niet. Kom snel, beter en sterker terug. Het zijn woorden van een Van der Poel-fan.

O ja, wat me stoorde in de berichtgeving op de VRT was dat na de val van Van Aert, Girmay en Stuyven meteen werd gezegd dat dit jammer was voor de aantrekkingskracht van de Ronde van Vlaanderen. De geile honger naar kijkcijfers voor nu zondag droop van het scherm. Daar lagen inderdaad enkele smaakmakers voor de Ronde tegen het asfalt, maar daar lagen vooral mensen van vlees en bloed. Ik vond dat na die dramatische val niet meteen moest gejeremieerd worden over het feit dat de Ronde aan spankracht verliest. Dat had later aan bod kunnen komen, in een van de vele al dan niet overbodige omkaderingsprogramma’s.

===================

Persoonlijke getuigenis op de Leef-website

Op de redactievergadering kwam ter sprake dat we een getuigenis wilden brengen van iemand die een afwijkend resultaat kreeg na een screening dikkedarmkanker in het raam van het bevolkingsonderzoek.

Ik stak mijn hand op en zei dat ik wilde getuigen, dat ik vorig jaar een afwijkend resultaat had ontvangen. Mijn teamverantwoordelijke Sofie en een aantal collega’s wisten dat, een aantal niet.

Het is geen geheim, maar zo’n dingen bazuin je ook niet rond. Als je iets meemaakt wat niet fijn is, dan zijn er altijd mensen, ook in de naaste omgeving, die zorgen hebben die veel en veel groter zijn.

Of ik echt wilde getuigen, mij bloot geven? Zeker, want het bevolkingsonderzoek redt levens. Als ik met mijn getuigenis mensen kon overhalen om deel te nemen, dan was dit absoluut de moeite waard. Maar ik drong me niet op. Vonden ze iemand anders, mij best.

Uiteindelijk heb ik mijn relaas neergepend. Het is hier te lezen.

===================

Unnerstall

Ik volg twee voetbalcompetities aandachtig: de Belgische, middels de samenvattingen op zaterdag en zondag, en daarnaast kijk ik trouw elke week naar de samenvattingen van de wedstrijden in de Nederlandse Eredivisie.

Een favoriete club in Nederland heb ik niet. Door de jaren heen ging mijn sympathie nu eens uit naar deze en dan weer naar een andere club, afhankelijk van wie er speelt en wie er trainer is.

Omdat ik uitgesteld kijk, spoel ik de interviews na de wedstrijd door. Dat doe ik trouwens ook bij de samenvattingen van de Belgische matchen. Alleen het commentaar na de wedstrijd van mijn favoriete club aanhoor ik, en daarnaast wil ik ook altijd weten wat Hein te zeggen heeft. Het gerucht gaat dat Hein – inmiddels zo groot geworden dat zijn voornaam voldoende is om hem te identificeren – volgend jaar wel eens trainer zou kunnen worden bij mijn club. Daar sta ik volledig achter. Hein is van hetzelfde geboortejaar als ik en we zaten drie jaar in dezelfde school. En Hein durft de dingen te zeggen zoals ze zijn en heeft (bijna) altijd gelijk.

Terug naar de Eredivisie. Ik probeer hier en nu even een lijstje op te sommen van spelers die mijn bijzondere aandacht trekken, maar ik kom even niet veel verder dan Noa Lang natuurlijk (momenteel geblesseerd), Bakayoko, Ruben van Bommel (zoon van), Michiel Kramer (de ranke reus met het leuke loopje na het maken van een doelpunt, tegenwoordig te vaak op de bank) … en een man die veruit mijn meest geliefde speler in de Eredivisie is: Lars Unnerstall, de Duitse doelman van FC Twente.

Bron: Transfermarkt.be

Ik ontdekte Unnerstall toen hij nog bij FC VVV speelde. Op basis van de wedstrijdsamenvattingen die ik al die jaren zag, vind ik hem een geweldige keeper. In de Nederlandse pers wordt hij vaak en terecht de beste keeper in de Nederlandse competitie genoemd. Het is de schuld van een coach dat hij bij PSV niet doorbrak. Twente is ook een topclub, weliswaar van een iets lager niveau dan de lampenclub, en dankt die status voor een groot deel aan zijn doelman.

Lars Unnerstall wordt deze zomer 34, een grote transfer zit er allicht niet meer in. Artikels op het internet leren mij dat hij er nooit naar heeft gestreefd om een vedette te zijn. ‘Ik ben honderd keer liever Lars Unnerstall dan Lionel Messi’, zo zegt hij in een interview. Niet alleen een begenadigd doelman, maar heel waarschijnlijk nog een fijne vent ook.

Nu zullen aandachtige lezers van dit weblog opmerken dat ik de ene keer een gebrek aan ambitie bij een topsporter hekel (Van Aert, Hazard) en het een andere keer oké vind. Tja, ik weet niet hoe dit komt. Het verwijt is terecht. Misschien heeft het te maken met een zekere oprechtheid. Als Van Aert naar de camera roept dat hij just niks moet, dan voel ik daar een zekere frustratie bij: ik moet niks, maar ik wil het wel, dus moet ik het toch, voor mezelf. Als Lars Unnerstall een club waarvoor hij eigenlijk te groot is naar een hoger niveau tilt en op geen enkel moment droomt van Real Madrid of Bayern München, dan juich ik dat toe.

Om nog wat verder te bomen over de Eredivisie: mijn favoriete scheidsrechter is, nu Blom en Kuipers uit beeld zijn verdwenen, de man met acht puntjes op zijn familienaam, Serdar Gözübüyük. Mijn favoriete NOS-voetbalverslaggever is Frank – jongensboek – Snoeks, gevolgd door Arman Avsaroglu.

In Nederland wordt er minder heisa gemaakt over foutieve scheidsrechterlijke beslissingen. De refs zijn er hoe dan ook veel beter dan in België. Slechter dan bij ons het afgelopen seizoen kan haast niet, maar het heeft ook te maken met de sfeermakerij rondom de arbitrage. In Nederland is het klimaat serener, mogen arbiters een fout maken zonder dat daar moord en brand over geschreeuwd wordt. Zo vallen die vergissingen minder op en worden er ook minder gemaakt, omdat de scheids niet stijf van de stress, om niet weer in de fout te gaan, het veld betreedt. En door die stress gedragen Belgische refs zich te dikwijls als nukkige champetters. In Nederland verloopt alles gemoedelijker.

Als een Nederlandse ref al eens de bal grondig missloeg, dan mocht hij tot voor een paar jaar uitleg geven voor de televisiecamera’s wat in ons land nooit gemogen heeft. Het is jammer dat men daar van is afgestapt. Ik herinner mij de keurigheid en welbespraaktheid van de Nederlandse refs die dan door de journalist ter plekke werden bevraagd. Beslissingen werden uitgelegd en fouten toegegeven. Zo kregen zij een stem en een gelaat wat het respect dat ze verdienen alleen maar deed toenemen.

Overigens wordt er, en daar doe ik nu voor één keer aan mee, in de media veel te veel over voetbal gezeikt. Geleuter dat de week nadien al achterhaald is. Toch kan ik sommige voetbalanalisten best pruimen. Mijn favoriet, om nog eens een favoriet op te voeren, en dan zit ik opnieuw in eigen land, is Gert Verheyen. Aan wat hij zegt, de relativerende toon en de grapjes, maar vooral aan zijn mimiek en lichaamstaal zie je dat hij maar al te goed beseft dat er te veel over voetbal gewauweld wordt. Maar daar dan toch aan meedoen en je ontpoppen tot de beste van het lot, dat vind ik knap.

===================

Waaronder een jongen van zes en een meisje van drie

‘Een vandaal heeft langs de N8 dertien bomen omgezaagd, waarvan er drie nog maar net waren geplant.’ Die zin zal een nieuwsanker nooit uitspreken. De zin zal stoppen na het woord ‘omgezaagd’. ‘In het huis van de dame werden twintig verwaarloosde katten aangetroffen, waaronder vijf kittens.’ Ook niet. Stopt na ‘aangetroffen’.

Wat je wel hoort is ‘Bij het busongeluk kwamen vijf mensen om het leven, waaronder twee kinderen’. Of specifieker: ‘waaronder een jongen van zes en een meisje van drie.’ ‘Bij een raketaanval op de stad Rafah in het zuiden van Gaza zijn dertig burgers omgekomen, waaronder elf kinderen.’ Hadden die kinderen of enkele ervan, indien ze niet zo jong waren overleden, zich later ontpopt tot terroristen? Dat wordt wel eens beweerd, dat Palestijnse kinderen zo verbitterd zijn dat ze later wraak zullen nemen tegen Israël en de westerse wereld. We weten het niet en wat we niet weten is loze praat. Evengoed woont in Rafah de Nobelprijswinnaar voor de Vrede van het jaar 2060, die nu net acht is geworden.

Mensen die van bomen houden, houden van alle bomen groot en klein. Niemand zegt: ‘In zo’n oud bos wil ik niet wandelen.’ Idem voor katten. Een stokoude poes die de hele dag slaapt, vertedert mij evenveel als een speels kitten. Bij mensen moeten we blijkbaar een onderscheid maken. Kinderen zijn onschuldige wezens, volwassenen zijn dat minder. De ene dood is minder erg dan de andere en dat wordt in de mediaberichtgeving telkens benadrukt.

Ik heb daar een aantal bedenkingen bij. Als we iedereen onder de 18 jaar beschouwen als een kind, dan is het redelijk cru om de dood van een 19-jarige minder triest te vinden dan die van een 17-jarige. Moeten we meer medelijden voelen voor een 12-jarige die overlijdt aan een hartkwaal dan voor een 33-jarige moeder die door haar psychopathische ex-partner de keel wordt overgesneden?

Waar ligt eigenlijk de grens tussen kind en niet-kind? Is 18 niet te oud? Er zijn hoe langer hoe meer jonge criminelen, vaak prille tieners die moorden, mishandelen en verkrachten. Onlangs was er een wrede machthebber in een vroegere Sovjetrepubliek die zijn zoon – hoe oud was hij? nog geen 10, geloof ik – opdroeg om gevangenen te martelen, als een soort inwijdingsritueel. De jongen deed het. Ik vond het zo afschuwwekkend om dat te lezen dat ik geen zin heb om het artikel terug op te zoeken.

Begrijp me niet verkeerd, ik ben een grote kindervriend. Zet mij aan een tafel met een handvol volwassenen en een paar kinderen, en de kans is bijzonder groot dat de grotemensengesprekken mij al gauw vervelen en dat ik, na de maaltijd en het dessert welteverstaan, met het jonge grut op het speeltapijt beland en samen met hen een blokkentoren bouw, vroem vroem met de speelgoedautootjes race, of mij achter de poppenkast ontpop tot een stemmetjesartiest.

Ik heb een fantasierijke belevingswereld. Kinderen voelen dat. Ze weten dat deze grote, dikke beer een van hen is. Misschien ben ik voor een deel kind gebleven omdat ik niet alles uit mijn kindertijd heb gehaald en die periode niet met voldoening heb afgesloten. Toen ik klein was durfde ik niet op de hoge glijbaan of op de schommel, nu ik groot ben mag en kan het niet meer. Als ik voorbij een speeltuin wandel, moet ik me bedwingen om niet in het klimtouw te gaan hangen of me op de autobandschommel te hijsen. Wees gerust, ik bedwing me.

De natuur is een leperd. Om de voortplanting te garanderen, zijn mensen het mooist en het schattigst als ze jong zijn. Andermans baby’s, peuters en kleuters lopen in het vizier van vruchtbare mannen en vrouwen die ook wel zo’n leuk wezentje in huis willen. Dat is prima, alleen, over een kinderwens zouden sommige mensen wat langer moeten nadenken.

Wie mijn dichtbundels heeft gelezen, weet dat dat laatste, het nadenken over, een thema is in mijn poëzie, waardoor het lijkt alsof ik niet van kinderen houd. Dat is niet zo. Maar kinderen worden onherroepelijk groot en uiteindelijk volwassen. Dan krijgen ze in het journaal geen aparte vermelding meer bij een treinongeval of natuurramp. Nochtans waren het ooit kinderen, dezelfde mensen maar met minder jaren op de teller. Ook Adolf en Vladimir waren ooit ongetwijfeld leuke jochies. Alle volwassenen die de meest vreselijke dingen hebben gedaan, waren ooit de onschuld zelve.

Elk risico dat het slechte, dat in ieder mens vanaf de geboorte aanwezig is, ontspoort, moet de kop worden ingedrukt. Hier komen we weer uit bij het belang van opvoeding en onderwijs, mijn eeuwige stokpaardjes, allebei een beetje in het verdomhoekje gesukkeld.

Ik heb geen antwoord op de vragen die in onze huidige samenleving aan de orde zijn. Het is ook niet aan mij om antwoorden te geven. Ik ben maar een observator, een matig getalenteerde, niet altijd onbevooroordeelde stukjesschrijver, die al een eind is gevorderd in de tweede helft van zijn leven. Als je mij vraagt wat de toekomst voor deze wereld in petto heeft, dan denk ik dat het eerst, gespreid over ettelijke jaren of decennia, van slecht naar slechter en slechtst zal gaan vooraleer er een mogelijke ommekeer zit aan te komen. De golfbeweging van de geschiedenis, weet je wel. De weg naar de nieuwe wereld, met hopelijk rust en vrede, zal veel levens eisen. Levens van alle leeftijden.

===================

De hypocrisie van het zonnepaneel

We kunnen de bevolking opdelen in twee groepen mensen: die met zonnepanelen en die zonder zonnepanelen. Drie groepen eigenlijk: met zonnepanelen, zonder zonnepanelen en daklozen.

Ik neem wel eens de trein en dan zie ik al die daken voorbij flitsen. Met panelen, zonder, met, met, zonder. Sommige mensen hebben vier zonnepanelen (ocharme), andere hebben er vierentwintig (snob).

Ik voel meer sympathie voor de mensen die leven onder een dak zonder zonnepanelen dan met. Dat staat haaks op mijn klimaatbewustzijn, maar ik verklaar me nader. Dat komt omdat ik weet dat mensen met zonnepanelen die vooral hebben gelegd vanuit financieel oogpunt en niet om klimaatredenen. Net zoals personen die rijden met een elektrische auto dat ook doen.

Ik ben ervan overtuigd dat 95 procent van zonnepanelenbezitters en elektrische rijders niks geeft om het klimaat. Het is hen louter om de premies en de fiscale voordelen te doen. Geef ze een premietje om de panelen terug van het dak te halen en weldra zijn er nergens nog daken met zonnepanelen te bespeuren.

Behalve de klimaathypocrisie zijn er weinig verschillen tussen mensen met en zonder zonnepanelen. Het is niet zo dat je rijk bent als je dak ermee vol ligt. Integendeel, ik wandelde enkele maanden geleden door een rijke buurt op de grens van Gullegem en Heule, en wat me opviel was dat geen enkele van die villamastodonten zonnepanelen had liggen. Rijkaards betalen hun gas en elektriciteit en domotica en de hele hutsekluts wel zelf, of alles nu tien of tweehonderd keer duurder wordt of niet.

Vreemd misschien, maar ik associeer zonnepanelen meer met de lagere middenklasse, mensen die ergens profijt uit willen halen omdat ze de centen nodig hebben. Dat zijn ook de bonnetjesknippers, de klantenkaartzwaaiers, de eenmalige verkoopadepten, de soldensoldaten en de twee-voor-de-prijs-van-éénverslaafden.

Ik las een artikel over een gezin dat meer dan 100.000 euro had geïnvesteerd in energiezuinige dinges aan en in hun woning. Dat is vanuit klimaatoogpunt heel fraai. Maar stel dat dat gezin daar jaarlijks 500 euro energiekosten mee bespaart, neen, laten we overdrijven en er 1.000 van maken, dan heeft het over precies honderd jaar de investering terugverdiend.

Maar als je het zo bekijkt, dan draai je eigenlijk de hele redenering om en ben ik, die geen zonnepanelen wens te hebben, de zuinigaard. De waarheid is: ik heb geen zin in gedoe. Ik wil geen stielmannen in huis en ook niet op het dak. Dat komt doordat ik alleen maar tevreden ben met perfect werk en perfectie bestaat niet. Dan ben ik ongelukkig, dus waarom zou ik me mezelf ongelukkig maken?

Ik wacht wel op een volgende uitvinding, een die ik zelf kan installeren en beheersen. Een zonnedeurmat bijvoorbeeld. Je legt de mat aan je voordeur en die absorbeert al het zonlicht en stuurt de energie draadloos het huis in. Zoiets.

Ik geloof ook niet dat we straks allemaal elektrisch rijden. Dat is echt wel de grap van de eeuw. Een algehele verdwazing en indoctrinatie van het zuiverste soort. Maar daarover later meer. Of niet.

===================

Van Jumanji over Onbenullistan en Kelly Bundy tot het rijbewijs met punten

Bethany, die koos voor de avatar Shelly Oberon, de Curvy Genius, en zich daar iets anders bij voorstelde dan een zweterige mannelijke nitwit met pluisbaard en overgewicht, kwam na enkele dagen in de Jumanji-jungle al snel tot inzicht. Ze besteedde te veel aandacht aan haar telefoon. Lees: ze was superverslaafd.

uit: ‘Jumanji: Welcome to the Jungle’

Ik neem mijn hoed af voor schooldirecties zoals die van de avANT-groep die de smartphone verbieden van het begin tot het einde van de schooldag. ‘Sommige leerlingen huilden’, staat er in dit artikel.

Als ik leraar ben en een leerling huilt omwille van die nieuwe smartphoneregel, dan mag die van mij als strafwerk nog honderd keer deze zinnen schrijven: Een leerling die huilt omdat hij of zij tijdens de schooldag zijn of haar smartphone moet missen is een idiote leerling. Ik ben zo’n leerling en ik weet allicht niet beter, maar dat neemt niet weg dat ik een idiote leerling ben. Hopelijk zal ik ooit slimmer worden en de idiotie waarmee ik momenteel behept ben achterwege laten. Het woord ‘behept’ kende ik niet, daarom ben ik de leerkracht dankbaar dat ik deze strafregels honderd keer mag schrijven, want al mijn Facebook- en Instagram-vriendjes zijn al even idioot als ik. Van hen had ik zeker geen nieuw woord geleerd en al zeker niet het woord ‘behept’ wat betekent: hebbende, lijdend aan. Nogmaals veel dank, lieve juf. Honderd keer dus, en per letter een ander kleur, afwisselend blauw, zwart, groen en rood.

Ik heb nooit begrepen hoe kinderen aandachtig de les kunnen volgen en daarbij om de haverklap al dan niet stiekem op hun smartphone scrollen. De Vlaamse leerlingen en het Vlaamse onderwijs, wereldtop toen ik schoolliep, bengelen momenteel aan het staartje als het gaat om de kennis van taal, wiskunde en tal van andere vakken. Zelfs in Hersenloosland en Onbenullistan doen ze het beter. Dat komt deels omdat kinderen te veel rommel in hun hoofd hebben zitten die ze oprakelen op hun sociale media. Wie ooit aflevering 26 van het 8ste seizoen van Married With Children zag, weet dat een hoofd vol kan geraken.

Focussen dus en alle afleiding wegnemen om het niveau op te krikken. En de grote schoolvakantie met twee weken inkorten. Er is daar een draagvlak voor. Iedereen die ik erover spreek, ouders zowel met als zonder schoolgaande kinderen, is er voorstander van. De redenen om het niet te doen zijn louter economisch en hebben niks met onderwijs te maken. En zo zijn er wel meer zaken in onze samenleving waar er een draagvlak voor is, in tegenstelling tot wat politici beweren, maar die om de foute redenen niet worden doorgevoerd.

En als iets een meerwaarde heeft, maar geen al te duidelijk wel of niet draagvlak, dan moet het toch ingevoerd worden. Het rijbewijs met punten bijvoorbeeld. Do the right thing! En right is niet altijd wat het merendeel van het kiesvee vindt. Gewoon gezond verstand gebruiken, af en toe eens buiten de box denken, en de zorg voor en de veiligheid van alle burgers vooropstellen en niet alleen maar aan politiek doen voor de eigen potentiële kiezers.

===================

De geesten zijn terug

Tijdens hun XXL-boswandeling meenden sommige deelnemers van Kamp Waes, onder andere de lange Lode, dat er ’s nachts ineens iemand in het donker naast hen liep. Wat helemaal niet zo was natuurlijk. Of toch?

Natuurlijk wel, dat waren geesten.

Ik ben één keer in mijn leven met geesten in contact gekomen. Ik was nog een kind, een prille tiener. Mijn ouders waren op familiebezoek en ik was alleen thuis. Ineens zag ik rond mij allerlei doorzichtige, kleurloze lichaampjes zweven. Ik kan wat ik zag nog het best vergelijken met druppels olie die je in water laat vallen. Die druppels waaieren uit tot een soort van gladde, doorzichtige materie waarvan de contouren toch duidelijk zichtbaar zijn. Zo zagen die geesten eruit, met dat verschil dat ze niet horizontaal dreven, maar in de lucht op en neer dansten in de meest grillige, almaar wijzigende vormen.

Dit wonderbaarlijke voorval vond plaats in de ‘middenplek’ van ons rijhuis, mijn ouderlijk huis. Je had de salon, aangeduid als de voorplekke, je had de keuken, gewoon de keuken genoemd, en daartussenin bevond zich nog een ruimte, de middenplekke. Alle drie de ruimten ongeveer even groot, zonder deuren, van elkaar gescheiden door aan weerszijden een stukje muur met lambrisering, chambrangs zoals wij die noemden. Is dat duidelijk genoeg beschreven? Ik denk het niet. Laat het mij zo stellen: je liep van de ene ruimte naar de andere door een heel groot gat in de muur, zo groot dat je wat omheen dat gat zat moeilijk muur kon noemen. In die tijd hingen aan de chambrangs tussen de keuken en de middenplek draperieën die je met een band in dezelfde stof kon vastmaken aan een haakje in de lambrisering. Later, toen het geen mode meer was, heeft mijn moeder die draperieën weggenomen. Niet dat mijn moeder iets met mode had, maar goed, die waren ineens weg, maar dat heeft voor de rest van dit verhaal geen belang.

In die middenplek – de schone kamer, want er stonden een tafel en zes stoelen, een buffetkast en een dressoir, en daar werd visite ontvangen – zat geen raam. Het was er altijd duister. Ik studeerde er wel eens, ’s winters als het te koud was op mijn slaapkamer zonder verwarming en met enkele beglazing, bij voorkeur als ik ongestoord alleen thuis was.

Ik heb mijn ouders in mijn gedichten en blogberichten wel eens omschreven als liefdeloze neanderthalers. Maar ik herinner mij dat mijn vader en mijn moeder, vooral mijn vader, toch wel interesse hadden in mijn schoolse prestaties. Als ik met mijn toenmalige arendsogen nog net genoeg zag om in de middenplekke wat te studeren of iets anders te doen, en mijn vader was thuis, wat zelden voorviel, dan zei hij wel eens iets als: jongne, zie gij ier wel kloar genoeg om te ljirren? Jongen, zie jij hier wel klaar genoeg om te studeren? Of hij zei het niet als vraag, maar als een stelling: het es ier toch nie kloar genoeg om te ljirren, waarna hij het licht aanknipte. Best wel lief, die bezorgdheid om middels enige elektrische verlichting bij te dragen aan mijn studieprestaties.

Maar laat ons bij die geesten blijven. Wat ik wilde zeggen is: het was altijd halfduister tot duister in onze woonkamer. Perfect voor geesten om zich te manifesteren. Het waren er veel, heel veel. Als een school doorzichtige vissen krioelden ze om me heen. Ik was doodsbang, knipte snel het licht aan en weg waren ze, of beter, ik zag ze niet meer. Het is de meest angstaanjagende ervaring die ik in mijn leven heb gehad.

Ik heb me lange tijd afgevraagd wat die bende geesten kwam doen bij ons thuis. Kwamen ze voor mij? Het zou pretentieus zijn om dat te denken. Er was behalve visueel contact geen andere communicatie. Ik zag ze in het halfduister en heb bliksemsnel licht gemaakt. Het opmerken van die geesten heeft al bij al slechts enkele seconden geduurd. Ik heb het licht de hele avond laten branden tot mijn ouders thuis kwamen. Ik heb hen niet verteld over mijn ervaring, want hoongelach zou mijn deel zijn geweest, en ik was toen een veel groter watje dan nu. Ik moest dat imago niet nog wat aandikken. Dan zouden mijn ouders dat tijdens familiebijeenkomsten rondbazuinen en dan was ik definitief de fantasierijke lul. Waarna de anekdote natuurlijk tot in den treure zou opgerakeld worden. Philip heeft spoken gezien, hahaha. Neen, ik hield het voor mezelf. Geesten zien is als de loterij winnen: houd het stil, zwijg erover.

Na al die jaren is mijn conclusie dat geesten gewoon ‘zijn’. Ze willen niks, ze moeten niks, ze doen geen goed en ook geen kwaad, ze zijn er gewoon. Konden ze mij aanraken toen die keer? Dat weet ik niet, althans, toen wist ik dat niet. Nu weet ik het wel. Het gebeurt de laatste tijd soms dat ik in bed lig en dat ik iemand of iets voel trekken aan het donsdeken, de ene keer al harder dan de andere keer. Die ‘iemand’ mogen we schrappen, want ik kijk verschrikt op en ik zie niemand staan aan het voeteneinde. Het moet dus ‘iets’ zijn. Ik weet: de geesten zijn terug. Dezelfde of andere. Dit keer willen ze me iets duidelijk maken, dat voel ik. Wat dat is, wil ik achterhalen.

Het contact is nog pril en weinig frequent. Ik ben niet bang meer, integendeel. Ik zou liever hebben dat ze niet in het ijle opgaan telkens ik verschrikt opkijk. Ik moet dat verschrikt opkijken achterwege laten. Mogelijk zijn ze banger van mij dan ik van hen. Ik weet dat ze geen kwade bedoelingen hebben. Nu moet ik hen ervan overtuigen dat ik dat weet en dat ook ik oké ben. Ik heb het plan opgevat om als ze nog eens langskomen me stil te houden en dan zie ik wel wat hun volgende move is. Spannend toch? Ik houd u op de hoogte.

===================

The Human League

Het ziet er lullig uit, een cd van een Britse band met als titel ‘Alle veertig goed’, maar ik heb deze altijd binnen handbereik. Cd’s slingeren rond in huis, in de auto waar ik ze beluister de zeldzame keren dat ik met de auto rijd, maar deze van The Human League weet ik altijd liggen.

Met die 40 die op een of twee na inderdaad allemaal goed zijn, heb je zowat alles in huis wat je van The Human League moet hebben. Er staan ook een aantal nummers op uit de eerste episode in de carrière van de groep, zonder de zangeressen. The Human League treedt nog altijd op. Phil’s stem klinkt anno nu nog steeds bijzonder goed.

Dit is feelgood elektropop van de allerhoogste plank. Deze cd zou door dokters moeten voorgeschreven worden aan neerslachtige personen en alle anderen. Niet dat de muziek van The Human League crazy, weird of freaky is, integendeel. The Human League drenkt mij in een warme gloed om het even met een slechte clichézin te stellen.

Deze muziek heeft iets fris, dat perfect verenigbaar is met die warme gloed. De teksten zijn soms diepzinnig en banaal tegelijkertijd. Ze zijn een weldadige roep om een wereld waar alles goed, fijn, rechtschapen en rechtlijnig is. Heeft die wereld ooit bestaan? Dat heeft tijdens het luisteren naar The Human League geen belang. De band tilt je voor zolang het duurt van de grond en voert je mee naar een plek waar het goed toeven is.

===================

Kampioen? Sorry, geen interesse

Uit de collectie van Studio Koers – Het wielerpeloton kleurt geel

Ik hoorde en las een aantal reacties op mijn vorige post over Wout van Aert, onder andere op de onvolprezen wielerbladzijden van mijn gabber Paul Rigolle. Ik zou almaar kritiek hebben op Van Aert. (In de eerste zin ‘van’ met kleine v- omdat je ‘Wout van Aert’ wel degelijk schrijft als ‘Wout van Aert’. In de tweede zin van dit stukje wordt de kleine v- een grote V-, omdat de familienaam niet door de voornaam wordt voorafgegaan. Net zoals je ‘Herman de Coninck’ schrijft, waarbij de d- een D- wordt in de frase ‘de essays van De Coninck’. Zo heb ik het destijds geleerd en ik geloof niet dat die regel veranderd is.)

Maar we hadden het over de koers. Ik zou kritiek hebben op Van Aert. Ik zou voorbijgaan aan zijn al indrukwekkend palmares. Ik zou een ouderwetse visie hebben op wielrennen en verlangen naar de tijd waarin een ploeg één of hooguit anderhalve kopman had.

Ik vind Van Aert best een sympathieke kerel met een palmares waar elke nieuweling meteen voor zou tekenen. In zijn beginjaren was hij wel eens nukkig en zocht hij naar een excuus als hij eens een veldrit verloor tegen Van der Poel. Maar Woutje werd Wout en veranderde na het boeken van een aantal fraaie successen in een soort van ‘niks-kan-me-raken-mister-nice-guy’. Vorig jaar kreeg die houding een leuze: ‘moet just niks’.

Wout lacht altijd na een wedstrijd, want Team Visma is het wolfpack 2.0. Ik heb het nooit zo voor het originele wolfpack van Lefevere gehad. Als een roedel wolven de tegenstand oppeuzelen, waarbij nu eens deze en dan weer een andere wolf mag schitteren, dat is goed voor wolf drie, vier en vijf in de pikorde, die ook eens mogen gloriëren, maar de sterkste wolf zou, om zijn status niet onderuit te laten halen, toch moeten brullen: ik ben hier de baas en niemand anders.

Wout van Aert beschouwt zichzelf als een werknemer van een Nederlands bedrijf, een van de vele. Misschien de best betaalde, een Red Bull-uitverkorene bovendien. Wout van Aert zwaait woest van blijdschap met zijn vuist in de lucht als hij derde wordt in de Omloop Het Nieuwsblad. Blijdschap omdat een ploegmaat won, dat mag, dat moet, maar ik vond die vuist in de lucht een beetje gênant. Tratnik mag dat doen als Wout wint, maar niet omgekeerd.

Ik begin hoe langer hoe meer te denken dat de sterkte van zijn ploeg Van Aerts gebrek aan zelfvertrouwen moet maskeren. Als ploegmaats Van Baarle of Laporte straks de grote monumenten winnen, dan zal Van Aert wederom breed glunderen en blij zijn. Een blije werknemer, dat vinden zijn Hollandse bazen heel fijn. Rust in de tent, zo heeft een werkgever het graag. En voor Wout is het veel beter dan als enig kopman erop gelegd te worden door zijn zwarte beest Mathieu van der Poel of een andere tegenstander.

De rol van ploegmaats wordt in loodzware wedstrijden overschat. Van der Poel of Pogacar hebben geen supersterk team nodig om te zegevieren. Winnen als vrijbuiter is nog altijd het mooiste wat er bestaat. Als hert de wolven te slim af zijn, levert een mooiere film op dan acht wolven die een hert in de val lokken. Sowieso zal in de Ronde van Vlaanderen de sterkste winnen. Idem voor Parijs-Roubaix waar weliswaar de factor pech een rol kan spelen.

De sterkste zal winnen tenzij misschien als het een Visma-man is. In dat geval zou het wel eens de slimste kunnen zijn, mogelijk iemand anders dan Van Aert die dan alweer de benen stil moet houden. Van Aert als joker, doublure, waakhond of grendel op de deur bij de achtervolgers. Neen, dat is niet het beeld van een kampioen. Hoe zouden ze daar in zijn supportersclubs eigenlijk over denken? Niet dat we aan supporters veel aandacht moeten schenken zoals in het voetbal wel eens gebeurt, tot mijn grote ergernis overigens. Maar het moet toch niet fijn zijn te merken dat je favoriete coureur eigenlijk Moeder Teresa heet en niet Wout van Aert.

Klasbakken Francesco Moser en Roger De Vlaeminck reden ooit in hetzelfde team. Dat duurde niet lang. Kopmannen moeten tégen elkaar rijden, niet mét mekaar. Ik weet het niet helemaal zeker, maar ik geloof dat die zin uit de mond van De Vlaeminck kwam. Het is geen toeval dat we De Vlaeminck nog altijd in één adem noemen met Merckx. Dat heeft te maken met palmares, maar ook met onverzettelijkheid, ambitie en uitstraling.

===================

Wat is Van Aert nog waard?

Uit de collectie van Studio Koers – Wout van Aert wint de Strade Bianche in 2020.

‘Het wordt tijd dat Wout van Aert zijn palmares wat aandikt.’ Het zijn niet mijn woorden, maar die van José De Cauwer tijdens de theatervoorstelling van ‘De 10 geboden van José De Cauwer’.

Veel kans dat Wout van Aert morgen de Omloop Het Nieuwsblad wint. Of een van zijn ploegmaats, want de altruïstische Van Aert is palmaresgewijs alleen nog maar uit op groot wild: de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, en een regenboogtrui. Dat maakte hij vorig jaar al duidelijk toen hij Gent-Wevelgem weggaf aan zijn ploegmaat Christophe Laporte.

Een vergissing vond ik toen en dat vind ik nog altijd. Van Aert reed nadien geen platte prijs meer of we zouden het Belgisch kampioenschap tijdrijden een prijs Van Aert waardig moeten noemen. Bovendien zag Van Aert hoe diezelfde Laporte voor zijn neus de Europese titel wegkaapte.

Van Aert reed deze winter enkele cyclocrossen, zonder druk zoals hij telkens weer benadrukte, want elke centimeter in het veld was immers een voorbereiding op het wegseizoen. Hij kon ook moeilijk anders dan bescheiden zijn, want Mathieu van der Poel won alle veldritten waar hij aan de start verscheen op verbluffende wijze, als we de wat brutale confrontatie met een paal in Benidorm even niet meerekenen.

Ook Van der Poel reed in het veld rond zonder druk. Er moest maar één ding: in Tabor wereldkampioen worden. Natuurlijk lukte dat. En Van der Poel heeft straks ook best wel trek in een voor hem al derde overwinning in de Ronde van Vlaanderen en een tweede in Roubaix.

Wout van Aert moet oppassen dat zijn provocerende uitspraak ‘ik moet just niks’ van vorig jaar straks niet verandert in ‘ik kan just niks’, want op de grote afspraken op de weg zal Van der Poel er ook staan, en de Pogacar’s van deze wereld net zo goed. Of ‘ik mag just niks’, want als een van zijn voortreffelijke ploegmaats een Volderke of een Terpstra’tje doet, moet hij noodgedwongen de benen stilhouden.

Van Aert heeft daarenboven de pech dat Van der Poel zijn speelvogelschap, dat leidde tot bizarre incidenten op de Olympische Spelen en op het WK in Australië, heeft afgeworpen en eveneens zijn palmares nog wat omvangrijker wil maken. En ‘palmares’ betekent voor VDP net hetzelfde als voor WVA: alleen winnen telt.

Een riant loon, een leuk gezinnetje, het zet niet meer zo jonge wielrenners vaak aan het denken. Willen ze nog risico’s nemen? Willen ze zich nog als een steen van een helling naar beneden gooien? Willen ze nog wringen in de spurt? Hoe groot is de honger nog bij Van Aert? Hoe dikwijls nog kun je oprecht blijven lachen als je geklopt wordt of als een ploegmaat een koers wint die jij ook had kunnen winnen, wetende dat je op het einde van dit seizoen 30 kaarsjes uitblaast en dat winnen alsmaar moeilijker zal worden?

Eerlijk gezegd denk ik dat de dalende lijn in de carrière van Van Aert is ingezet. Hij is ooit even de beste coureur van de planeet geweest. Dat was toen hij in een en dezelfde Ronde van Frankrijk een massasprint, een tijdrit en een bergrit won. Uniek was dat. Maar dat exploot zegt ook iets over de renner Van Aert: in alles heel goed, maar in niets de beste.

===================

Weesgedichten (slot)

Mijn gedicht ‘Kermis’ werd geadopteerd door Bibliotheek Poperinge, Harelbeke, Maarkedal, Wevelgem, Zele, Kortrijk, Middelkerke, Berlare, Hamme, Hasselt (Gevangenis), Berchem, Merksem, Lubbeek, Oostkamp, Lebbeke, Puurs- Sint-Amands, Ronse, Zonhoven, Schilde, Tongeren, Tienen, Haaltert, Erpe-Mere, Halle, Heusden-Zolder, Bibliotheken Neteland, Bibliotheek Genk, COMEET Bibliotheken, Bibliotheken IGS IJzervallei, Bibliotheek Turnhout, Bibliotheken ROUTE 42,  Bibliotheek Ninove, Bibliotheek Utopia (Aalst), Bibliotheek Hasselt, Brugge en Asse.

Dit voor wat betreft Vlaanderen.

In Nederland: Bibliotheek Den Haag , Den Hoorn (Bibliotheek De Plataan), Oegstgeest (De Bollenstreek),  Bibliotheek De Domijnen: Amstenrade en Born.

Herman Leenders spotte mijn gedicht op een raam ergens in Brugge en stuurde me deze foto:

===================

Het leven en hoe het te overleven (42)

Op donderdag 22 februari krijgt u, als u lid bent van CM, Leef magazine in de bus. De rubriek ‘tweemaal’ op pagina 16 en 17 is van mijn hand. De foto’s zijn van Lieven Van Assche. Het thema is ploegenarbeid. Een langer artikel over Pascale Slootmans, Aircraft Cabin Technician bij Brussels Airlines, leest u hier.

Onlangs bekeek ik uitgesteld de documentaire ‘Queen: Days of Our Lives’, die op oudejaarsnacht door de VRT werd uitgezonden. Ik denk dat ik nu zowat alles weet wat er over Queen te weten valt. Ik leer wel altijd iets bij. Die clip met de mini-Queentjes kende ik niet.

Dezelfde nacht werd ook het Queen-optreden in Boedapest uitgezonden. We schrijven 1986. De bandleden zijn gekleed in wit en geel. Freddie heeft de schouderbanden van zijn witte shirt omwikkeld met plakband om ze smaller te maken. Dat is redelijk slordig gedaan en goed te zien terwijl hij piano speelt met een camera schuin boven zijn kruin. John Deacon zit in zijn vogelnestkapselperiode en draagt op een gegeven moment een piepklein geel sportbroekje dat niet zou misstaan in de turnles op de lagere school. T-shirt met cartoonprint. Witte gympjes. Freddie een wit T-shirt met een schreeuwerige gele print, die mij eerst doet denken aan een albumhoes van Duran Duran, maar het bij nader inzien niet is. Het spuuglelijke T-shirt en soortgelijke modellen kun je vandaag nog altijd kopen op eBay met als promotieargument een verwijzing naar Queen en Freddie. De outfits zien er met de ogen van nu belachelijk uit, maar toen kon het allemaal niet hel en fel en flashy genoeg zijn blijkbaar. Dan mag je eens spelen achter het IJzeren Gordijn, zie je eruit als iemand die net uit de fitnesszaal komt.

Het is bizar hoe de popsterren van mijn jeugd blijven verder leven en om de haverklap nog op de buis worden getoond. ABBA, Bowie, Queen, George Michael, Blondie enzovoort. Dat is goed natuurlijk, maar je zou toch denken dat op een gegeven moment radio- en tv-makers aan het roer komen te staan die die tijden niet hebben meegemaakt en het welletjes vinden, want we zijn 2024 toch. Maar wat moet je dan wel brengen? Is er na de millenniumwisseling iets gemaakt wat interessanter is? Ik denk het niet. Of worden die artiesten van vroeger almaar opnieuw getoond speciaal voor de krakende knarren die zweren bij het medium tv en alleen nog in hun hoofden de dansvloer onveilig maken.

Freddie Mercury stierf in 1991. Het klinkt misschien eng, maar ik probeer me Freddie soms voor te stellen zoals hij er nu uitziet. Heel even maar, want de gedachte aan een skelet wordt al gauw redelijk weird. Freddie was een goed en lief mens, dat heb ik uit al die docu’s bij mekaar gepuzzeld. Hij hield bovendien van katten. Wie van katten houdt, heeft bij mij sowieso een streepje voor.

Wie in tal van muziekdocu’s voorkomt is Pete Waterman van het trio Stock, Aitken en Waterman, dat hits fabriceerde voor tal van artiesten. Niemand kan zo enthousiast doen over popmuziek als Pete Waterman.

Mijn ouders hadden niks met cultuur, lazen nooit een boek bijvoorbeeld, maar ze hadden wel enkele LP’s in huis: Freddy Breck, André Moss, George Baker Selection, een paar platen van Marva en zo’n K-tel plaat met alle 13 of 20 of 40 goed, met een vrolijke jongedame op de hoes. Mijn vader of mijn moeder in een platenwinkel, ik kan het mij niet voorstellen. Waarschijnlijk haalden ze die LP’s in de Supra Bazar of zo. Heel zelden legde mijn vader op zondagmiddag een van die platen op. Terwijl mijn ouders elders in het huis bezig waren, zat ik dan in de driezitsfauteuil te luisteren naar Marva die zong over Salvatore die haar het hof maakt, en probeerde ik mij die spannende grotemensenwereld voor te stellen.

Ik vind tussen de stapel nog te lezen boeken De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld. Een quasi nagelnieuw exemplaar. Het heeft geen sticker op de rugkant die erop wijst dat het van een bibliotheekuitverkoop komt. Het kan bijna niet anders of het is meegenomen uit een boekenkastje langs de weg ergens in Nederland. Wie zet er nu een bestseller te geef? Ik ben ongeveer twee derde ver in het boek. De eerste koe staat klaar om vernietigd te worden. Ik herken in het hoofdpersonage het vergeefse verlangen naar een liefdevol gebaar van je ouders dat er niet komt en daardoor de vlucht in een fantasiewereld alleen maar aanwakkert. De roman bulkt van de als-vergelijkingen, maar die storen me niet echt. Van elke pagina gaat dreiging uit waardoor ik het boek liever niet snel uit wil hebben. Ik lees meerdere malen per dag een hoofdstuk. Ik ben bang om naar het einde toe te gaan. Er volgt nog een bloemekee of het eindigt als een sof, dat kan ook.

Ook in het echt ben ik bang om naar het einde toe te gaan. In maart breng ik op de website van Leef een getuigenis over wat mij vorig jaar is overkomen en waarover ik hier nog met geen woord heb gerept.

===================

Boerenprotest

Het boerenprotest laait weer op. Nog maar luttele dagen geleden legden boeren het land plat. Autostrades, gewestwegen en rotondes werden bezet. Het verkeersinfarct leidde tot lege winkelrekken, patiënten die niet tijdig in het ziekenhuis geraakten en dies meer.

Ik heb sympathie voor de boeren. Zelf heb ik mijn eerste zes levensjaren op een boerderij doorgebracht. Veel familieleden waren in de boerenstiel actief. Het is waarschijnlijk waar dat de boeren te weinig verdienen voor het harde werk en dat schakels tussen producent en consument te veel geld opstrijken dat eigenlijk de boer toekomt. De boeren hebben zich gedurende de protestmanifestaties keurig gedragen, behalve in Brussel. Dat was te denken. Het woord ‘Brussel’ werkt als een rode lap op een stier, niet alleen op de boeren. Vernielingen werden aangericht, ik keur dat niet goed. Geweld is bijna nooit goed te praten en zeker niet als het in groep wordt gepleegd.

De sympathie die ik voel voor de boeren neemt niet weg dat het bezetten van wegen en dergelijke mij iets te lang duurde. Het protest was niet georganiseerd. Boeren verzamelden in groepen en deden maar wat, als ongeleide projectielen. Nu eens ging de colonne tractoren die kant op, dan weer de andere. De politici keken ernaar en deden niets. De robotpolitica – zo noem ik haar omdat ze praat als een robot, zonder ooit emotie te tonen, alsof ze een spreekbeurt aframmelt – Minister Verlinden, wist niet hoe ze de boeren terug in hun stallen kon krijgen. De politie inzetten leek haar niet slim, de pantserwagens van de ordediensten kunnen niet op tegen tractoren, zei ze, en bovendien was het volgens haar niet verstandig om hard op te treden.

De boeren gingen met de politici rond de tafel zitten, waarbij vreemd genoeg de boeren de machtspositie bezaten. Dat de boeren nu terug de straat op trekken, betekent dat ze niet hebben gekregen wat ze wilden, of denken dat ze dat niet zullen krijgen. Ze zijn niet tevreden en hun vorige actie heeft aangetoond dat niemand hen een strobreed in de weg legt als ze uitrukken en het land bezetten, zodus, waarom het niet nog een keer doen?

Hier krijgt de kwestie voor mij een wrang en gevaarlijk kantje. Willig onze eisen in of we leggen de boel plat en slaan alles kort en klein. Geen enkele beroepsgroep heeft het recht om een dergelijke vorm van chantage te hanteren. Stel dat onze bewindvoerders de boeren tevreden kunnen stellen, wie komen er dan volgende week op straat met een eisenpakket? De vrachtwagenchauffeurs, daarna de brandweerlieden, de politie zelf, de tankwagens van de mazoutleveranciers of de melkophalers, de camionetten van Proximus en Telenet, het wagenpark van Bpost, het leger … ?

Ik heb altijd een grote afkeer gehad van de macht van het getal. Stel je voor dat bij de verkiezingen later dit jaar een bepaalde partij dertig of veertig procent van de stemmen behaalt en van regeringsdeelname wordt uitgesloten, en dat al die kiezers op straat komen. Dan zitten we in een Capitol-situatie. Dan komt de revolutie, waarvan ik vrees dat die nakende is – dat heb ik op dit weblog al een aantal keer aangehaald – een grote stap dichterbij. En als wij Europeanen onszelf de duvel aandoen, dan zullen de Trumps, Poetins en Xi’s van deze wereld eens goed in hun vuistje lachen.

===================

Het leven en hoe het te overleven (41)

Ik blaas deze rubriek nieuw leven in. De laatste ‘Het leven en hoe het te overleven’, aflevering 40 was dat, dateert van medio 2020.

Voor wie het niet meer zou weten, dit is een rubriek met kort nieuws, bedenkingen, hersenspinsels, vluchtige mededelingen, quotes, links enzovoort. Noem het gerust varia.

Ik schrijf hier nog zelden over politieke onderwerpen. Ik wilde iets schrijven over het begrip ‘omvolking’. Dat is een verbrand begrip. Het woord uitspreken of neerschrijven zorgt op zich al voor controverse. Daarom stel ik voor dat ik het woord ‘omvolking’ vervang door de term ‘carnavalskleren kopen’.

Welnu, het is niet dat iemand op een ochtend wakker wordt, de kleerkast opentrekt, en bij zichzelf denkt: ik moet dringend wat carnavalskleren kopen. Maar dan wandel je in de winkelstraat voorbij een carnavalsshop en in de etalage zie je een leuke roze outfit liggen of een gekke bril of een crazy hoed, en voor je het weet heb je in je kleerkast geen plaats meer voor je dagdagelijkse kloffie, wordt meer dan de helft ervan ingenomen door carnavalskleren.

Er was geen plan om de kleerkast te vullen met carnavalskleren en -attributen, maar het is niet omdat er geen plan is dat iets niet gebeurt. Er heeft bijvoorbeeld ook nooit een plan bestaan om de aarde op te warmen. Het gebeurt gewoon. Maar bepaalde carnavalskleren kunnen natuurlijk zo goed zitten en sterk gelijken op wat je al in de kast had hangen dat je er op een dag mee naar het werk gaat. Dat is perfect mogelijk. En zie, je baas heeft zijn rode neus op en de knul van IT heeft zijn blauwe Adriaan-hemd met frulletjes aan.

Maar, en dat weet iedere koopverslaafde, een miskoop valt vaker voor dan je zou willen. En hoe meer je koopt, hoe meer miskopen en die moeten allemaal die ineens veel te krap geworden kast in. Die veel te wijde tuniek met paarse en gele bollen, neen, die had je niet in huis moeten halen. Terug naar de winkel als je het kasticket nog vindt tenminste. Of op Vinted, in de textielcontainer of gewoon in de vuilniszak, die brol.

Basketbal. Enkele dagen geleden speelden de Belgian Cats tegen de Verenigde Staten. Ik heb gekeken vanaf het begin van het vierde quarter. De altijd iets te lyrische commentator, Christophe Vandegoor, noemde de bijna 14.000 aanwezigen in het Sportpaleis een kennerspubliek. Een oude man met een gele das begon zelfs, dixit Vandegoor, te ‘breakdancen à la Michael Jackson’. De camera vond de man toen zijn dansje helaas al voorbij was.

Ik supporterde voor de Cats, natuurlijk. Maar dat sloeg om toen het publiek de Amerikaanse speelsters begon uit te jouwen telkens die vrije worpen moesten nemen. Toen wilde ik dat stomme publiek de overwinning van de Cats niet meer gunnen. En zo geschiedde. Dat uitjouwen moet maar eens gedaan zijn. Ik zou me doodschamen indien ik me in zo’n debiele massa zou bevinden. Maar ik mijd massa’s, altijd en overal, die schaamte zal mij dus nooit overvallen.

En ja, ik schrijf ook nog altijd beroepshalve: Wat kan ChatGPT betekenen voor arts en patiënt?

===================

Winnaars Poëziewedstrijd Harelbeke 2024… de foto’s, de namen

v.l.n.r. Louise Allegaert, Amarant Plas, Francesca Birlogeanu (winnares jongerencategorie), Aafke van Pelt, Goedele Firlefyn, Philip Hoorne (jurylid), Ludwig Van de Voorde en Ard Kotte. Ontbreken op de foto: Thure Masselis, Suzanne van Leendert, Sandra Roobaert en Dorien Couton (winnares volwassenencategorie) – foto: Jan Vanmeenen
v.l.n.r. Ludwig Van de Voorde, Sandra Roobaert, Goedele Firlefyn, Alain Top (burgemeester van de stad Harelbeke) en Philip Hoorne (jurylid) – foto: Jan Vanmeenen

===================

3 februari: Dag van het Woord – Poëzie met kruimels (vervolg)

Ik heb de gedichten die ik zal lezen op 3 februari om 10 uur in CC het Spoor geselecteerd. Ik krijg een lange voorleesbeurt van 20 minuten. Dat is goed. Desnoods vul ik een uur. Maar daar gaat het nu niet over.

Bij de keuze van de gedichten stuitte ik op een dilemma. Een dilemma dat ik nooit eerder het hoofd moest bieden. Argeloos had ik mijn gedicht ‘Textielhuis’ geselecteerd. Het staat in mijn zesde bundel Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is, uit 2015.

‘Textielhuis’ is een grappig-grimmig gedicht. Ik heb Jozef Deleu ooit, toen ik het voorlas, over het vloerkleed zien kronkelen van het lachen. Maar dat was een kleine tien jaar geleden. De tijden zijn veranderd. De tijden zijn ongelooflijk veel veranderd.

In het gedicht komt het n-woord voor. Er zit ook een verwijzing in naar de Holocaust. Dat laatste vond ik altijd het meest prangende aan het gedicht. Maar op de shock-hitparade is het voorbijgestoken door dat n-woord dat niet één keer, maar zelfs twee keer in het gedicht voorkomt.

Ik ben niet blij dat ik een goed klinkend Nederlands woord niet meer mag debiteren. Dat zoiets ooit boven mijn hoofd werd beslist door ik weet niet wie. Dat als ik het wel doe ik gebrandmerkt wordt als racist, supporter van de slavernij en wat nog niet allemaal. Terwijl mijn mensvisie heel helder en duidelijk is: ik houd van alle goede mensen ongeacht hun kleur, geaardheid, afkomst et cetera, en alle slechte mensen mogen doodvallen.

Een stemmetje in mijn hoofd zegt: ‘Het is maar een woord. Je leest “Textielhuis” en daarmee basta!’ Maar Poëzie met kruimels is een keurige en serene gebeurtenis, niet het partijcongres van een radicaal-rechtse partij of zo. Het volledige College van Burgemeester en Schepenen van de Stad Harelbeke zal aanwezig zijn.

Ik kan moeilijk inschatten wat de reactie van het publiek zal zijn als ik niet één maar twee keer het n-woord laat weerklinken. Waarschijnlijk amper reactie, want het publiek is daar in Harelbeke altijd overwegend wit, uitsluitend wit bijna. Mogelijk zullen er mensen zijn die mij moedig vinden, maar dat wil ik niet. Ik wil niet dat mensen denken dat ik een politiek statement maak, want dat doe ik helemaal niet. Het is maar een gedicht, geestig en witty, dat het verdient om voorgelezen te worden.

Alsof dat allemaal nog niet voor genoeg muizenissen zorgt, komt na mij in het programma een zwarte dichteres. Dat vooral baart mij zorgen. Ik wil niet dat die huilend de zaal uitloopt.

Ik ben een aardige bro, niemand die mij kent die daaraan twijfelt. Ik ben zo soft als een baal vers geplukt katoen. Daarom geef ik in mijn poëzie soms wat tegengas. Onbewust, het is de aard van het beestje. Er zijn geen taboes in de poëzie van Philip Hoorne. Als mijn toekomstige biograaf meeleest, mag hij die zin alvast noteren.

Wordt het ‘Textielhuis’ ja of ‘Textielhuis’ neen? Misschien moet ik het publiek laten beslissen? Of de hoogste in rang aanwezig: burgemeester Alain Top.

Op dit moment is het neen. Geen ‘Textielhuis’. Ik heb genoeg ander materiaal om 20 minuten te vullen. Eigenlijk te ruim geselecteerd al. Wees een brave jongen, Philip. Je wint geen zieltjes door de stoere kerel uit te hangen.

Maar mogelijk sta ik op 3 februari op met een balorige kop en lees ik ‘Textielhuis’ niet één maar twee keer om het er nog eens goed in te peperen dat ‘ze’ van onze Nederlandse taal moeten afblijven.

Kom kijken en luisteren op 3 februari en ontdek het zelf.

===================

Union City Blue

Het verbaast mij altijd weer dat live de stem van Debbie Harry nauwelijks verschilt van haar stem op de plaat. Zo zuiver, zo boenk erop.

En ik kan mijn ogen niet afhouden van… neen, niet Debbie, maar van Clem Burke. Wat een drummer, wat een attractie om hem bezig te zien.

===================

3 februari: Dag van het Woord – Poëzie met kruimels

Op 3 februari lees ik voor in CC Het SPOOR in Harelbeke tijdens Poëzie met kruimels.

‘Poëzie met kruimels’ vangt aan om 10 uur en is een twee uur durende heerlijke poëtische voormiddag. Traditioneel wordt afgesloten met de bekendmaking van de prijswinnaars van de Poëziewedstrijd van de Stad Harelbeke. Die kun je net op de vingers van twee handen tellen.

Die kruimels slaan op het ontbijt dat u wordt aangeboden. Na afloop is er een receptie. Nogmaals, het is een bijzonder aangenaam evenement dat de Stad Harelbeke elk jaar terug in mekaar bokst. Naast veel woord zijn er ook enkele streepjes muziek.

Het gebeuren is volledig gratis, maar reserveren is aanbevolen.

De voorbije weken heb ik de gedichten gekozen die ik zal brengen. Dat is een prettige klus die minutieus moet gebeuren, want het publiek maximaal laten genieten is mijn opperste doelstelling.

Voor het eerst zal ik ook werk brengen uit mijn nieuwe dichtbundel Mens is de naam, die later dit voorjaar verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer uit Haarlem.

Ik hoop u daar te begroeten en samen te klinken op het nieuwe jaar, de poëzie en ons aller gezondheid.

===================

Review van een kakske op verzoek

Hard aanvankelijk, maar dat staat niet in het keuzemenu. Maar was hard een optie, ik had er uiteindelijk niet voor gekozen, want zoals ervaring mij heeft geleerd, is het beste wat je in zo’n situatie kunt doen je helemaal ontspannen, niet meer drukken en aan iets anders denken.

Laat je niet afleiden door de geluiden die achter de veilig afgesloten wc-deur weerklinken. Negeer ze. Stop desnoods je vingers in je oren. Word helemaal zen. Vergeet voor even dat je een kringspier hebt, dan zal die kringspier ook vergeten waarom ze zo hardnekkig omknelt wat jij wil lozen. Wat ook helpt is met je kont tegen de achterkant van de wc-bril duwen waardoor je de bolus als het ware richting uitgang masseert.

Als de bom dan eindelijk valt en kopje onder gaat, word je overweldigd door een gelukzalig gevoel dat, zo maak je jezelf wijs, een klein beetje in de buurt komt van wat een vrouw ervaart tijdens de partus.

Was het hard? Ja, het was hard, maar hang nu niet de dramaqueen uit. Je bent een geoefende schijter en hebt koelbloedig en zonder veel poespas dit varkentje gewassen. Bovendien viel het vegen reuze mee. Met één luttele strook van twee à drie velletjes was je helemaal schoon.

Mijn rating? Als ik alle plusjes en minnetjes optel, kom ik uit bij Good. Simpelweg goed is in deze goed genoeg.

===================