No UFO to save us, and do we really care

Dit blijft krachtig, geniaal en profetisch.

‘Don’t ask me’ uit 1990 zou het anthem moeten zijn van eenieder die bekommerd is om de overlevingskansen van onze planeet.

John Lydon was, is, een genie. Doet zich graag voor als een lunatic, maar dat zijn vaak de grootste.

===================

20 jaar dichter (13 & slot)

VRIJETIJDSBESTIJDING

Marius Makelele van de bootmakelij
zag het als eerste en zei: 
Kijk!

We keken, maar daar was niks anders te zien 
dan wat we elke dag al zagen: een bloot wijf 
dat oud ijzer in een magazijn rijdt met een kruiwagen.

Weer zei hij Kijk! en wees er dit keer bij:
Da’s nie ijd, da’s nij!

Hij had gelijk. 
Zo sterk kon oud ijzer niet op nieuw ijzer lijken.

We haalden onze schouders op en bleven nog een wijle 
naar het blote wijf met haar kruiwagen kijken. 

Tot het donker werd.

Als mij iemand de vraag zou stellen welk eigen gedicht mijn lievelingsgedicht is, dan zou ik impulsief kiezen voor ‘Vrijetijdsbestijding’. In de eerste zetproef had mijn toenmalige uitgever er ‘Vrijetijdsbesteding’ van gemaakt, in de veronderstelling dat het een tikfout was. Niet dus. Het is een gedicht met één overheersende klank, vandaar die ‘ij’.

Die verbastering past ook helemaal bij de toon van het gedicht. In ‘Vrijetijdsbestijding’ komen een aantal thema’s samen: het absurdisme, het nihilisme, het sensitieve … Het is een witty gedicht dat eigenlijk nergens over gaat. Het is je m’en foutisme pur sang. Het is een gedicht dat zegt: ‘Kust allemaal mijn kloten!’

Het begint al met die allitererende naam. Een ingeving van het moment. Als ik een naam opvoer in een gedicht, dan komt die meestal spontaan. En dan houd ik vast aan die spontane opwelling, maar ik let wel een beetje op de klankkleur. Makelele was een Franse voetballer, daar ken ik die naam van. Het swingt. Je ziet hem zo voor je, die Marius Makelele. Een geïmporteerde werkkracht. Kleurling, net zoals de voetballer. Bling bling. Soepele danser. Hart van goud. Kroeshaar. Tikkeltje naïef.

Hij merkt iets op en deelt dat met zijn makkers, een handvol niet meer zo jonge, zwijgzame, slecht geschoren, semi-impotente mannen met een buikje en een gedemodeerd kapsel, die stipt om 9 uur hun pauze nemen, geen seconde later. Vermoedelijk is die Makelele nog niet lang in dienst, want zijn collega’s schrikken niet van wat zij zien wat hij ineens ziet: een blote vrouw die oud ijzer in een magazijn rijdt met een kruiwagen.

Schijnbaar is dat oud ijzer nog in goede staat. Het is weer Makelele die dat opmerkt: ‘Dat is niet oud, dat is nieuw.’ Hij is het Nederlands niet goed machtig of spreekt een soort dialect: ‘Da’s nie ijd, da’s nij!

De andere werklieden beamen dat, maar het kan hun geen zak schelen. Ze blijven kijken naar die blote vrouw met haar kruiwagen, tot de avond valt. Zie je ze staan aan de poort van hun bedrijf, een viertal mannen in blauwe overall, drie bleke en een zwarte, netjes op een rij, één met zijn handen in zijn zakken, één die een sigaret rookt, één die een sigaret rolt en die goeiige Marius met zijn lange slangeslungellijf, die er geen snars van begrijpt, maar zijn vele verdere vragen opspaart voor een van de vele volgende werkdagen?

Voor mij hoeft een gedicht niet noodzakelijk gelaagd te zijn. Maar misschien staat het verplaatsen van oud of nieuw ijzer, whatever, voor het gedoe van het leven. De vrouw staat dan voor het contrast, het schone, dat wat de zinloosheid een bestaansreden heeft. Maar uiteindelijk wordt het donker en zie je niets meer. De dood mocht niet ontbreken.

Vreemd dat ik in mijn verbeelding altijd een viertal werklieden zie staan als ik dit gedicht lees, terwijl de titel ‘Vrijetijdsbestijding’ is. Dat komt allicht door dat ijzer, of omdat die Makelele erbij is. Rassenvermenging komt vaker voor op de werkvloer dan in de vrije tijd, denk ik. Vier mannen op zeesletsen en in short op het strand, of met regenjas en wandelbottines in het bos, en één van die vier is een kleurling, ik heb zo’n gezelschap nog nooit gespot.

Het gedicht komt uit de bundel Het ei in mezelf. Het is ook opgenomen in het VWS-cahier Wachten is het hele leven dat Paul Rigolle over me schreef. Dat cahier is trouwens nog altijd bij mij te koop. Het kost 5 euro, exclusief verzendingskosten. Wie interesse heeft, kan het aanvragen via de contactpagina. Geheel vrijblijvend naturalmente.

===================

Boekenverkoop Bibliotheek Harelbeke (3) – Jef

Jef Geeraerts en uitgeverij Manteau waren woke avant la lettre. Op de kaft van Ik ben maar een neger staat een zonnebankbruine blanke, een soort gebleekte Aster Nzeyimana. Dat was de wens van Jef, dat vertelde mij ooit wijlen Lionel Deflo, in die tijd de grote baas van Manteau en een gemeentegenoot van mij. Jef wilde op de cover iemand waarvan het ras niet duidelijk was en daarmee onderstrepen dat alle mensen ongeacht hun ras gelijk zijn.

Dat vond Lionel oké. Die verwarring over het ras is niet alleen te merken aan de huidskleur, maar ook aan het haar. Dat zou het haar kunnen zijn van, daar is hij weer, Aster Nzeyimana, de echte, maar net zo goed dat van mijn nonkel Antoon, die een wat men altijd zei ‘schoon kopke zwart krulhaar’ had en verder zo bleek was als een trommel witgoed die net een Dash-behandeling heeft gekregen.

Er is meer. Jef wilde zijn boek eigenlijk Ik ben maar een n-woord noemen. Hij vond ‘neger’ te lyrisch. Die lyrische term strookte niet met de biotoop van de doorsnee Afrikaan. Door zijn roman Ik ben maar een n-woord te noemen wilde hij de miserabele leefomstandigheden van de anonieme zwarte Afrikaan in de verf zetten en aanklagen.

Deflo vond dat cryptische n-woord maar niks. Het poëtische woord ‘neger’ mocht niet van de kaft worden weggepoetst. Dat konden we die arme sloebers niet aandoen, vond hij. Het had wat voeten in de aarde, maar Jef, die nochtans geen gemakkelijke mens was, stemde daar uiteindelijk mee in.

===================

Boekenverkoop Bibliotheek Harelbeke (2) – Bruidsbed

De met de typmachine nagestreefde CTRL-E (centeren) in de hoofding van de steekkaart is geslaagd.
Harry vind je onder MULI, maar wat betekent 3? (derde MULI in collectie?)
Rechts uitgelijnd: 5893 (doorlopende nummering collectie?)
Het stenen bruidsbed wordt in 1984 7 keer ontleend.
Elk jaar minder en minder. 
In 1989 geen enkele keer.
Op 8 mei 1984 wordt het boek ontleend door 1 (eerste lid van de bibliotheek ooit?)
Sommigen ontleenden het boek meermaals.
Kort vóór 1 juni 1986 wordt het stempelkussen vervangen. 
De datumstempel vlekt.
Tegen het einde van de tweede kolom raakt de inkt opgedroogd.
Iemand vindt een balpen.
En vergeet het jaartal.
14 april.
Ik word heel triest van dat ontbrekende jaartal.
Ik zou wel kunnen huilen.
Nooit zullen we weten op welke 14de april van welk jaar na 1992 iemand het bruidsbed ontleende.
Waarom niet 14/4/XX geschreven?
Net als overal zijn er ook in Harelbeke domme mensen.
Het leven is zinloos.

===================

Boekenverkoop Bibliotheek Harelbeke (1) – Oogst

Geld uitgeven? Ik heb er een hartgrondige hekel aan. Waarom mag ik niet bij de bakker in ruil voor een kleine bruintje een popliedje van drie minuten zingen, en voor een groot bruin een aria? Waarom haalt de caissière in de supermarkt er meteen de manager bij als ik voorstel om in ruil voor de inhoud van mijn winkelkar een geinig verhaaltje te vertellen? En ordonneert die kerel mij vervolgens om maar snel wat minder praatjes te hebben en mijn portefeuille te trekken of hij haalt er de politie bij?

Er is één uitzondering op mijn pinnigheid en dat zijn uitgeschreven bibliotheekboeken. Kijk, onderstaand stapeltje heb ik gisteren geoogst in de stijlvolle Openbare Bibliotheek van Harelbeke. Voor 4 euro! Ik gaf de man aan de kassa een briefje van 5 euro en zei dat hij de change mocht keepen. Haha, grapje hoor … je denkt toch niet dat ik 25 procent fooi geef zeker? Of dat ik überhaupt ooit een fooi geef? Zie ik eruit als Gekke Henkie? Ik dacht het niet.

===================

20 jaar dichter (12)

Ik heb in een vorige aflevering al gezegd dat ik niet dacht dat er na Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is nog een dichtbundel zou volgen. De reden hiervoor is tweeledig. Eén, ik zat volop in mijn zesjarige opleiding fotografie die mijn aandacht opeiste. Twee, ik had na de publicatie van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is niet één valabel gedicht meer over, geen restje om op voort te borduren, geen aanzetje voor een zevende bundel. Op, op, alles was op.

Uiteindelijk kwam het dan toch weer op gang. Vraag me niet wat, hoe of waarom? Ik herinner mij dat ik een reeks gedichten wilde schrijven over film. Uiteindelijk is dat een wel heel klein minireeksje geworden met als neerslag in de bundel de gedichten ‘Kliphanger’ en ‘KNT’ (ook wel gekend als het Duploblokje-gedicht). Ondertussen weet ik dat je in poëzie niets hebt te willen. Het komt als het komt en het gaat waarover het gaat.

‘Abba Gold Europe’, ‘De begrafenis van tante Cécile’, ‘De Vlasblomme’ (restaurant in Kortrijk, ooit eens een dagschotel gegeten daar) en ‘Praeter’ zijn losjes op autobiografische feitjes geënt. En de rest heb ik in vlagen uit mijn koker geperst. Waarom vlagen? Omdat ik geen schrijfpatroon heb. Ik kan acht gedichten op gang trekken op één dag en er van die acht na langdurig schaven en polijsten een viertal overhouden, waarna dan weer een lange periode van helemaal niks volgt. Ik ben de hardst werkende luie dichter van Vlaanderen en Nederland. Je kunt het ook efficiëntie noemen. Of metier.

Ik laat nu uitschijnen dat Het dikke meisje en de ziener traag tot stand kwam, maar tussen de laatste en de voorlaatste bundel ligt minder dan vier jaar. Peter W.J. Brouwer, een heel goede dichter en schrijver, en een fantastische kerel, kwam bij mij langs in juli 2017. Hij was het die mij in contact bracht met uitgeverij In de Knipscheer. Toen, in juli 2017, was mijn typoscript al grotendeels klaar. Zo traag ging het nu dus ook weer niet. Dat blijft voor mij het mysterie van het schrijven: dat je van een leeg blad een niet-leeg blad maakt en hoe dat in zijn werk gaat. Veelschrijvers zullen mij uitlachen met mijn zeven dunne boekies, maar dat mag. Ik ben graag bereid om mee te lachen. Zelfspot is mijn ding.

Uit Het dikke meisje en de ziener een gedicht dat op redelijk wat bijval kon rekenen. Het gaat niet over het mysterie van het schrijven, maar over het mysterie van het leven.

WAAROM

waarom is er ruimte?
waarom is er tijd?
waarom zijn er honden en bomen en vogels en het menselijk ras?
en waarom ben ik hier en niet daar?
waarom zijn er gelovigen?
waar geloven ze in?
waar gaan we heen als het voorbij is vader?

mijn vader zwijgt zoals altijd 
en blijft zwijgen tot zijn zwijgen pijnlijk wordt
dan haalt hij diep adem opent zijn mond
ademt uit en laat zijn mond terug dichtvallen
zegt dan dat ik het aan mijn moeder moet vragen
dat zij het antwoord op heel veel vragen weet
ik zeg oké 
en vraag niemand iets
mijn moeder zwijgt nooit
maar geeft geen antwoorden
omdat ze niet weet wat vragen zijn
mijn moeder is een uitroep 
die tussen aanhalingstekens leeft

onzichtbaar zweven ze om me heen
ik hoef alleen maar te wachten 
tot de tijd zijn werk doet
tot mijn hersenen volgroeid zijn
dan doe ik hebbes gemene rotmysteries 
met jullie airtje van ons krijg je niet lul

waarom zijn er anderen en waarom is er mij?
waarom kust mijn vader nooit eens mijn moeder
en mijn moeder nooit mijn vader
ook niet als ik niet kijk?
en waarom heb ik pijn als ik ziek ben
pijn als ik gezond ben
maar nooit pijn als ik slaap?

en waarom is er ruimte? waarom is er tijd?

===================

20 jaar dichter (11)

KAPITALISME

telkens als ik mijn bankkaart kus
sterft er ergens op aarde een kind
een klein anoniem teringtyfusklotekind 
dat ik door mijn kordaat ingrijpen
verhinder de nieuwe hitler te worden

ik kus mijn bankkaart lik ze 
wrijf ze hard tegen mijn eikel aan 
en sis dat alle ongeboren dictators 
dood moeten en wel meteen

ach was ik maar een eeuw 
eerder geboren wat een ellende 
had ik niet voorkomen

Ik had als tweede gedicht uit Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is voor opnieuw een verhalend gedicht met een hoek af, zoals ‘Ga heen en koop tv’, ‘Gemoedelijk restaurantgesprek’, ‘Hygiëne’ of ‘Salade’, kunnen kiezen. Dat zijn de gedichten waar ik het meest van houd: geestig en een tikkeltje brutaal.

Behoort bovenstaand gedicht niet tot die groep gedichten dan? Neen, voor mij niet. ‘Kapitalisme’ is niet geestig – ik verkies het Engelse woord witty –, alleen maar brutaal. In het echte leven heb ik een hekel aan brutaal. Ik vermijd geruzie, geredetwist, venijn, controverse, discussie et cetera. Maar omdat ik moeilijk overweg kan met klojo’s, idioten, minkukels en mispunten, die mijn pad kruisen en die in alles wat ze doen niet hetzelfde perfectionistische niveau betrachten dat ik nastreef, durf ik mijn ergernis en onvrede wel eens te uiten. Bij voorkeur mondeling, want als ik mijn scherpe pen moet bovenhalen, dan zijn die klojo’s, idioten, minkukels en mispunten nog niet jarig. (En vaak denk ik dan: Hoorne toch, wat een zonde van al die verspilde energie, we gaan tóch allemaal dood.)

Desalniettemin zijn het echte leven en het geschreven leven twee afzonderlijke entiteiten. Voor de voorstelling van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is in Cultuurcentrum Guldenberg in april 2015 had ik een aantal gedichten geselecteerd die ik zou voorlezen. ‘Kapitalisme’ was er een van. Ineens zag ik in het publiek een echtpaar, waarvan ik de man vaag ken omdat hij een schrijfcursus bij mij volgde. Die mensen hebben twee jonge kinderen moeten afgeven aan de dood. Dat wist ik. Heel even heb ik overwogen om daarom bovenstaand gedicht niet voor te lezen. Ik heb het toch gebracht. Net omwille van die scheiding tussen wat echt is en wat op papier gebeurt. En omdat ik wist dat die mensen verstandig genoeg waren om te beseffen dat ze de presentatie bijwoonden van een fictieboek.

‘Kapitalisme’ behoeft weinig uitleg. Letterlijk staat er dat de ik-figuur aan een dwanggedachte lijdt. Telkens als hij iets intiems doet met zijn bankkaart, sterft er ergens een kind. Dat vindt hij een goede zaak, want elk kind is een potentiële massamoordenaar. Indien hij een eeuw eerder was geboren, had hij Hitler kunnen uitschakelen vóór die al die ellende kon aanrichten. Het de-hond-bijt-in-zijn-eigen-staartdingetje van dit gedicht is dat de ik-figuur zelf een massamoordenaar is zonder dat hij dat inziet. Integendeel, hij denkt net dat hij de mensheid behoedt en beschermt. Redelijk actueel eigenlijk.

Het is geheel toevallig dat ik in aflevering 10 en 11 van deze reeks een gedicht opvoer waar de naam Hitler in voorkomt. Hij komt slechts twee keer voor in de bundel. Het is niet dat de man mij fascineert of zo. Voor mijn generatie is hij de verpersoonlijking van het kwaad. De komende generatie zal het misschien over Poetin hebben. De jonkies kennen Hitler niet meer, Poetin is the new kid on the block. Alhoewel, gisteren niks over die oorlog in het journaal. Het is oud nieuws geworden en het enige wat de mensen aan die oorlog interesseert, is de schommeling van de gasprijs. Zie maar hoe snel corona vergeten werd. De tijd dat je niet op een bankje in het park mocht zitten, dat die bankjes omwikkeld waren met roodwitte linten, wanneer was dat ook alweer? De late middeleeuwen?

Waarom is de titel ‘Kapitalisme’? Omdat de fetisj een bankkaart is? Omdat het kapitalisme over lijken gaat? Er zit een aanklacht in het gedicht tegen het neoliberalisme en consumentisme. Geld regeert de wereld, niet de menselijke waarden die mij als kind werden aangeleerd, thuis en op school, toen het leven en de wereld nog heel gewoon waren. Het is in de zeven jaar na het verschijnen van Kaas treft geen schuld tot het tegendeel bewezen is alleen maar erger geworden. En het zal nog veel erger worden.

Vooralsnog smeult het, maar het brandt nog niet. Ordediensten, toch een belangrijke schakel voor de maatschappelijke rust, worden de jongste jaren behoorlijk op de proef gesteld. Er komt een tijd waarop die zullen zeggen: we zijn het beu om de pispaal te zijn, zoek het zelf maar uit! Dan is het hek van de dam. Dan komen de horden, waar ik het hier al vaak over heb gehad, eraan. Zorg maar dat je tegen die tijd enige wolfijzers en schietgeweren in huis hebt gehaald gelijk het modale gezinnetje, bestaande uit vader met hoed en boots, moeder met voorschoot en kapje, en twee dochtertjes met geinige vlechtjes, dat in hun houten huisje op de prairie in een ouderwetse cowboyfilm van alle kanten belaagd wordt door booswichten.

Soit, het duurt nog wel even zeker? Tegen de tijd dat het oude continent helemaal in de fik staat, is deze jongen kassiewijle. Alhoewel, het gaat wel heel snel de verkeerde kant uit en ik heb goede genen, ook dat nog. Tot het zover is belijden we het evangelie volgens de clown-filosoof Bassie die zei: altijd blijven lachen.

===================

Dag Roberto en Eden, tot nooit meer!

Het was een goede week voor de voetbalminnaar in mij. De Rode Duivels werden uitgeschakeld in de groepsfase. Dat hadden we nodig om coach Roberto Martinez en kapitein Eden Hazard te laten afvloeien. Geen van de twee heb ik ooit gemogen. Nu niet, vorig jaar niet, vier jaar geleden niet.

Waarschijnlijk zijn het twee goede, warme mensen, maar die zie ik al genoeg tijdens de wekelijkse mis in de Sint-Hilariuskerk. Ik kijk niet naar het voetbal om lieverdjes te zien. Ik kijk niet naar het voetbal om een coach te zien die zijn opstelling en zijn vervangingen baseert op anciënniteit. Een leugenaar bovendien, want zei hij niet dat wie mee wilde naar Qatar ervoor moest zorgen dat hij speelde bij zijn club? Dat gold dan niet voor de voetballende braadworst. Twee maten, twee gewichten, als er iets is wat ik niet kan verdragen is dat het wel.

Ik kijk niet naar het voetbal om een vet betaalde pleintjesvoetballer te zien met nul ambitie. We hebben nooit een Eden Hazard nodig gehad. Hij neemt de bal aan, draait om zijn as en vertraagt het spel. Dat aannemen en om zijn as draaien, dat lukte amper nog. Deze knul had in Qatar niets te zoeken. Ik vind het ergerlijk dat geen van de analisten, hoe deskundig hun analyses soms ook zijn, dit openlijk durfde zeggen. Ze zijn zo lief, mijnheer, en we weten waarom. Heel wat van die analisten hebben een connectie met of worden zelfs betaald door de voetbalbond.

Nu nog Witsel die eruit stapt en ik kan weer supporteren voor de Rode Duivels. Allez Axel!

===================